Ingezonden17

Geachte Redactie,

 

In Uw nummer 3 komt een ingezonden stuk voor van de redactie van den Almanak Erts 1926, waarbij deze redactie onze courant aanwrijft, een beschouwing over bedoelden almanak in de N.R.C. verschenen, zonder een enkele verandering te hebben overgenomen. Zooals het bedoelde stuk daar staat in ons nummer van 23 Jan. j.l., heeft het er inderdaad allen schijn van, alsof het onze bedoeling is geweest ons hier te willen tooien met de veeren van anderen. Niets is echter - zooals bij nasporing van de copie bleek - minder het geval geweest.

Inderdaad, de copie door den redacteur ter zetterij gestuurd, vermeldt wel degelijk schrijver en bron; in dit geval werd op een gegeven plaats in den tekst de toevoeging: ‘aldus Nijhoff in de N.R.C.’ aangegeven. Door een onbegrijpelijk toeval heeft de zetter blijkbaar dezen regel laten wegvallen, hetgeen bij de correctie, au comble des malheurs, niet is opgemerkt. Zoo staat daar dus het ‘ik’ middenin een tekst, zonder onderteekening. De redactie van den Almanak - hoewel we haar ontsteltenis kunnen begrijpen - zou dit toch een aanduiding moeten geweest zijn dat er iets ongewoons is gebeurd. We bieden de redactie voor deze technische fout evenwel onze excuses aan; willen echter opmerken dat niet de heele kritiek, zooals vermeld, werd overgenomen, doch enkel dat deel waarin Nijhoff mededeelingen doet o.m. over nog onuitgegeven dichtwerk, enz., dingen die alleen een deskundig criticus, op de hoogte van de minste details, weten kan. Ter verhooging van de speciale beteekenis van den almanak voor onze bibliophile lezers, hebben we gemeend hier liever ineens den deskundigen criticus aan het woord te moeten laten, die interessante, door oningewijden minder bekende bijzonderheden had mede te deelen over deze publicatie.

Zonder nu precies eigen lof te willen verkondigen, mag o.i. toch wel gezegd, dat de Opr. Haarl. Crt. onder de provinciale bladen een eerste plaats inneemt, ook wat betreft de verzorging van hare rubriek ‘boekbespreking’, en

[p. 96]

dat de passus over de ‘vele kwade gebreken speciaal der kleine dagbladrubrieken’ waarover inzendster het had, althans niet op onze courant van toepassing kan zijn.

Hiermede meenen wij de zaak onzerzijds voldoende te hebben toegelicht en danken U voor de plaatsruimte.

Hoogachtend,

Hoofdredactie Opr. Haarl. Crt.

17Zie het stukje ‘Ergerlijk Plagiaat’ in ons vorig nr. (Red. D.G.W.).