De ‘Opera Omnia’ van Gabriele d'Annunzio

IN het ‘Vittoriale’ is eene bijeenkomst gehouden met Z.E. Fedele, die juist uit Bozen was teruggekeerd, vergezeld door den Chef van zijn Kabinet Comm. Santini, Senator Borletti, den Graaf Uff. Arnoldo Mondadori, den advocaat Leopoldo Barduzzi en Ettore Bianchi, om te komen tot de oprichting van het ‘Nationaal Genootschap voor de uitgave der Opera Omnia van Gabriele d'Annunzio’. Dit Genootschap staat onder de hooge bescherming van den Koning, terwijl de eerste Minister, Benito Mussolini, er het eerepresidentschap van heeft aanvaard. Het zal eene prachtuitgave worden, ook in typographisch opzicht den dichter waardig, aan wien het is opgedragen uit gepaste dankbaarheid voor zijne zeldzame verdiensten als kunstenaar en als krijgsman. Er heeft zich bij notarieele acte, opgesteld door notaris Zane uit Salò, tot dat doel een Naamlooze Vennootschap gevormd met een kapitaal van zes millioen lire. In den Raad van Beheer hebben behalve Minister Fedele zitting genomen: S.E.G.B. Miliani, de Graaf Uff. Domenico Bartolini, senator Borletti, Gabriellino d'Annunzio, Leopoldo Barduzzi en Ettore Bianchi. Als gedelegeerd commissaris en hoofdbestuurder van de onderneming is de heer Arnoldo Mondadori benoemd. Na het opmaken van de acte heeft d'Annunzio de volgende telegrammen aan den Koning en aan Mussolini verzonden: Aan Z.M. Victor Emanuel,

[p. 155]

Koning van Italië. ‘De getrouwe dienaar van den Timavo bedankt U.M. wederom voor de hooge bescherming bij eene onderneming, welke ik als de band tusschen mijn verleden en mijne toekomst beschouw. Gabriele d'Annunzio’. Aan Z.E. den Eersten Minister Benito Mussolini te Rome. ‘Door je edele vriendschap ben je hier heden evenzeer aanwezig als op den dag, toen je mijn gast waart, terwijl Pietro Fedele, met den toepasselijken naam, het werk bezegelt van den onvermoeiden arbeider, bezield door zijn devies als vliegenier: “Steeds hooger, steeds verder”. Ik omarm je. Gabriele d'Annunzio’.

De baten van deze belangrijke onderneming zullen grootendeels worden besteed voor de versiering en de verbouwing van het ‘Vittoriale’, dat aan het Italiaansche volk is geschonken. De dichter heeft gewild en de Statuten van het Genootschap laten toe ‘dat de gelden rechtstreeks worden beheerd door de “Santa Fabbrica”, met registers, die ten allen tijde en bij iedere uitgave kunnen worden overgelegd’. Men weet, dat het ‘Vittoriale’ door de zorgen en de offers van Gabriele d'Annunzio één der meest karakteristieke gedenkteekenen zal worden ter herinnering aan de overwinning na den grooten oorlog; het wordt dit zoowel door de werken, die de dichter er laat uitvoeren als door de bijeengebrachte souvenirs en de zinnebeeldige voorstellingen, welke zijne fantasie er heeft ontworpen. Op het oogenblik is hij vervuld van het denkbeeld om de asch van acht oorlogshelden, waaronder die van den roemrijken majoor Randaccio, naar acht praalgraven op den ‘Heiligen Heuvel’ te doen overbrengen.

De ‘Opera Omnia’ zullen in 40 deelen 16o verschijnen, op Italiaansch papier uit de fabrieken te Fabriano, met speciaal ervoor gegoten en geteekende letters. Alle afleveringen zullen genummerd en artistiek ingebonden worden. Maar met het oog op boekenverzamelaars zal men er verscheidene ongebonden laten, om liefhebbers in de gelegenheid te stellen ze naar hun persoonlijken smaak te laten inbinden. d'Annunzio heeft beloofd er ook een onuitgegeven werk aan toe te voegen, hetwelk uitsluitend in deze uitgave verschijnen en niet in den handel zal komen. Men zal de uitgave, gesteund door de Italiaansche Regeering, over de geheele wereld verspreiden, niet alleen in het intellectueele Europa en het beschaafde Amerika, maar ook in Azië en Afrika: overal waar ontwikkelde menschen zijn, die in de kunst van den grootsten Italiaanschen schrijver de onvergankelijke, de eeuwige Poëzie liefhebben. Het Nationaal Genootschap heeft zich voorgenomen zijne taak in acht jaar te beëindigen; maar het drukken van de tienduizend bladzijden der ‘Opera’ zal zeker in vijf jaar voltooid zijn.

Zoodoende wordt de droom, door den dichter en eenige getrouwe aanhangers gekoesterd sedert de verovering van Fiume, tenslotte verwezenlijkt. De voorbereiding tot deze daad is lang en moeilijk geweest: het heeft bijna zeven jaar geduurd vóórdat de talrijke moeilijkheden aan deze onderneming verbonden, waren overwonnen. Nu is het in beginsel een voldongen feit. Het doet genoegen aan de nationale uitgave van d'Annunzio's werken den naam van Arnoldo Mondadori en dien van zijn jong en krachtig uitgevershuis verbonden te zien. Onder den invloed van dezen onvermoeiden werker en van andere, zijner waardige mededingers (kort geleden zijn we in de gelegenheid geweest om den voortreffelijken arbeid van een anderen jongen Italiaanschen uitgever, van Calogero Tumminelli, te vermelden; en dit zijn slechts enkele voorbeelden), onder hun invloed beginnen de Italiaansche uitgeversfirma's een omvang en eene kracht te ontwikkelen, een groot volk ten volle waardig. In het volgende nummer der ‘Fiera Letteraria’ zullen nog uitvoeriger en nauwkeuriger berichten over de ‘Opera Omnia’ verschijnen.

A.S.