Boekenschouw

Oorspronkelijke werken

Marie Koopmans. De Bôvenmeester. Folkloristische roman uit Twente. - L.J. Veen, Amsterdam. (176 blz.).

Dit is een eenvoudig, conventioneel verhaal van eenvoudige boerenmenschen. Het eenige wat nog wat kleur aan het boek geeft is de beschrijving van de twentsche zeden en gebruiken. De personen die door de schrijfster worden beschreven zijn zonder uitzondering van het dood-gewone soort, zooals ze in alle romans van deze soort voorkomen, en noch de stijl noch de karakterteekening komen boven het middelmatige uit.

‘De bôvenmeester’ dan is een jonge man, zoon van boerenmenschen, zooals hij meent, maar in werkelijkheid zoon van notaris Heerschop en de vroegere dienstbode op ‘Meerhoes’. Notaris heeft Heupink, een tuinknecht, indertijd gedwongen om met de verleide dienstbode te trouwen. De zoon, Jans, is natuurlijk altijd ‘anders’ geweest, ‘fijner besnaard’ (hoe was 't ook anders mogelijk, met zoo'n fijn beschaafden vader?) en zal voor schoolmeester leeren, hiertoe instaat gesteld door den notaris, die zijn onwettigen spruit maar liever wat uit de buurt heeft. De notaris bemoeit zich ook overal mee in Heupinks

[p. 191]

gezin, kiest voor Heupinks dochter een man, omdat hij niet wenscht dat ze met een katholiek zal trouwen enz. enz. Tot overmaat van ellende wordt notaris' dochter Lotti verliefd op Jans, die ook voor het meisje niet ongevoelig is en zich veel beter met háár op zijn gemak voelt, dan met de boerenmeisjes. Wanneer Lottis vader sterft vindt ze onder zijn papieren het bewijs van haar vaders zonde: den brief waarin Heupinks Siene den notaris meldde dat ze er in toestemde om den gebrekkigen tuinknecht te trouwen. (Toppunt van onwaarschijnlijkheid, dat de sluwe zondaar dit briefje bewaard zou hebben.) Wanneer Lotti het vreeselijke geheim aan den pastoor vertelt, luistert de koster alles af, en al gauw komen er praatjes, waardoor ook de ‘bôvenmeester’ wordt ingelicht. Na veel verdriet en ellende gaat Lotti naar een soort gesticht waar ze ‘een werkkring heeft gevonden tusschen de heidenkinderen van onze steden’, en Jans vertrekt als onderwijzer naar Indië. Een onbeduidend, oninteressant boek; alleen de eerlijke eenvoudigheid en het onpretentieuse valt te prijzen. -

Vertaalde werken

Rafaël Sabatini. Op den drempel des doods. Een fictie, vertaald door P. Boekestein - van Zanters. - J. Philip Kruseman. (290 blz.) f 2.15; geb. f 2.90

Dit verhaal speelt in Engeland in het begin der achttiende eeuw onder de regeering van George I. De hoofdpersoon is kapitein Harry Gaynor, een trouw aanhanger van den verjaagden Jacobus II. In geheime samenzweringen, die tot doel hebben den verjaagden koning weer in eer te herstellen, speelt de kapitein, die een echt ridder zonder vrees of blaam is, een voorname rol. Niettegenstaande zijn slimheid wordt hij gepakt en tot de strop veroordeeld. Nu volgt een zeer vreemde geschiedenis, de kapitein wordt opgehangen, na eenigen tijd afgesneden en naar een geneesheer gebracht die op deze lijken sectie verricht. Maar, o wonder, de kapitein is niet dood en herleeft weer om nog vele heldendaden te bedrijven. Allereerst kan hij zijn geliefde, Damaris Hollinstone redden van een huwelijk met den verrader, losbol en speler Lord Paoncefort. Wanneer we de vele onwaarschijnlijkheden op den koop toe nemen is het wel een leesbaar verhaal.

N.v.K. - B.