Uit de tijdschriften

De Stem

Dirk Coster wijdt een In Memoriam aan den onlangs overleden Russischen schrijver A.L. Wolinsky, door C. beschouwd ‘als een der grootste essayisten en als de meest volmaakte litteraire criticus in het Europa der 19e eeuw’, wiens leven somber is geweest door leed en miskenning. De aflev. opent met een fragment ‘Uit het Dagboek van een ouden enthousiast’ van dezen auteur, handelend ‘over de menschelijke schoonheid’. - Urbain v.d. Voorde geeft verzen; Nico Rost deelt ons een en

[p. 216]

ander mede over de laatste levensdagen en den dood van den Oostenrijkschen dichter Georg Trakl.

‘In het drama der literatuur’ aldus Dr. P.H. Ritter Jr. in een beschouwing over ‘Heden en Toekomst van het Boek’:

 

‘In het drama der literatuur is de lezer de voornaamste persoonlijkheid. Als de lezer wegloopt, dan kunnen schrijver, uitgever en boekverkooper de geschept oud-Hollandsche pagina's, waarop verzen en romans gedrukt staan wel gebruiken voor pakpapier, zooals “le petit Chose” aan het eind van zijn jongensleven met zijn eigen verzen moest doen in het bekende boek van Alphonse Daudet, en kunnen zij de fijne, leeren banden wel omwerken tot pantoffels. De literatuur bestaat niet door de literaire talenten, ze bezwijkt veeleer onder de literaire talenten. Bestaan doet ze alleen door den lezer. De mensch die leest is de drager der cultuur, hij verrijkt niet alleen zijn eigen geestelijk leven, maar verricht in zijn eenzame kamer nog een andere daad: hij schept een cultuurbehoefte’.

 

Schr. vraagt nu, of 't van een juist inzicht getuigt om, gelijk door de actueele propaganda voor het moderne litteraire boek, ondernomen door Uitgeversbond en Vereeniging van Letterkundigen geschiedde, een beschavingsgesteldheid wakker te houden die in onze dagen feitelijk niet meer bestaat.

 

‘Onze tijd is de tijd van uitersten’. Hij handelt en hunkert, hij mijmert niet meer.

‘Het verhaal, het langzaam het leven betastende en binnendringende, om aan het eind te leiden tot één hevig levensmoment schijnt in zulk een tijd niet te passen. Onze geest vertoont hoe langer hoe minder aanleg voor het geleidelijke, hij wil het onmiddellijke, hij wil zich verstollen in de werkelijkheid of zich uitstorten voor God. Factisch en cynisch of vroom-hartstochtelijk, niet sceptisch romantisch en wijsgeerig zijn onze dagen. Wij zoeken het feit en het dogma, de vergetelheid en het offer, - de levensgenieting niet meer. En zoo beleven wij het, dat de lezer zich af gaat wenden van het literaire boek, zich toewendt tot den detective-roman, die vergetelheid biedt zonder wijsbegeerte, vandaar zich begeeft naar het bioscooplocaal, waar het geduld niet vereischt is dat het detective-verhaal nog vergt, en eindelijk terecht komt in de danszaal en op de motorfiets, waar het laatste verhalende van het leven verdwenen is, waar men al dansend zich aanstonds kan weggeven in den zwijmel of na op zijn ronkende jachten de verhalende natuur te hebben gedegradeerd tot een film-geval, aan het einde te pletter valt op de steenen’.

 

‘Onze tijd’ zegt Ritter, ‘is niet te begrijpen door bespiegeling en beschouwing, maar door te leven’.

Toch weet hij, in het tweede deel van zijn betoog, nog een plaats aan te wijzen voor het litteraire boek.

Het artikel verdient de aandacht, al schijnt ons veel in Ritter's beschouwingen meer vernuftig dan waar. Wij voor ons gelooven niet aan die volstrekte tegenstelling tusschen ouden en nieuwen tijd, dezelfde tegenstelling, welke ook de intelligente jonge Brusse maakte. ‘Bespiegeling’ en ‘leven’ zijn beide immanente functies van de ziel, momenten waarin zich het Absolute bestendigt. Doch waar ‘leven’ het proces der bewustwording in zijn voorloopigheid aanduidt, daar voert bespiegeling tot het begrip. Reeds het natuurlijke leven is een (aanvankelijke) vorm van denken, en geen tijd is ooit te begrijpen ‘door te leven’ alleen.

Van Mevr. Zoomers-Vermeer, die een onzer eerste schrijfsters belooft te worden, is er een mooi stuk proza: De Vlucht.

De Gids

INHOUD. Komen en gaan, door Maurice Roelants. - Richard III, treurspel van William Shakespeare. Tweede bedrijf, vertaald door A. Roland Holst. - Gedichten, door Mr. H.W.J.M. Keuls. - Gedichten, door Anthonie Donker. - Een dag in den herfst, door J. de Meester. - Parlementarisme en fascisme, door Mr. A.B. Cohen Stuart. - Vijftig jaren uit onze geschiedenis (1868-1918), door Mr. Dr. J.A.A.H. de Beaufort. - Dr. J.W. IJzerman, aetat. LXXV, door Dr. J.C. van Eerde. - Een boek over hedendaagsch Zuid-Afrika, door Dr. H.T. Colenbrander. - De pen op papier, door Mr. M. Nijhoff. - Aanteekeningen en opmerkingen. - Bibliographie.

De Witte Mier

INHOUD. François Porche's stukken, door J.J. van Voorne. - Een notitie over Henri Chéon, door J. Greshoff. - Santiago Rusinol, de dichter en schilder van Catalonië, door de Zuanni. - Eenige kleine herinneringen, door J. Greshoff. - Over het lezen in Italië, door Gr.

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift

INHOUD. Frontispice-plaat: Jozef Cantré, Eva (Merbauhout), 1924. (Eigendom G.A. Kessler te Velsen). - Jozef Cantré en zijn werk, door A.E. van den Tol, (met 3 illustraties in den tekst en 14 daarbuiten). - Artis in de kunst, door Siegfried van Praag, (met 8 illustraties). - De vrouw in de moderne beeldende kunst: Käthe Kollwitz, door W.J. de Gruyter, (met 10 illustraties). - De anderen, door Elisabeth Zernike. - Martje Maters, geb. Vroom, door J.M. IJssel de Schepper-Becker. - Kroniek. - Boekbespreking, door H.R., J.d.W. en R.H. - De Leerdam-Unica van A.D. Copier, door A. van der Boom, (met 2 illustraties in den tekst en 1 daarbuiten). - De tentoonstelling van Fransche Schilderkunst in het Rijks-Museum, door H.F.W. Jeltes, (met 3 illustraties).

Groot Nederland

INHOUD. De Kerstkamer, door Ludwig Holberg. - Het leven en den dood in den ast, door Stijn Streuvels. - Overgave, door Jenny Mollinger. - Het eerste licht, door Elisabeth Zernike. - Gedichten, door C.W. Sangster Warnaars. - De wijze alleen is vrij, door H. Lievegoed. - Sonnetten, door Urbain van de Voorde. - Gezongen Volkshistorie, door Jan Walch. - Buitenlandsche literatuur, door J. van Nijlen. - Literatuur, door J.W. en F.C.

Nederland

INHOUD. De ‘Stroohalm’, door Frans Hulleman. - De roep van den Zilveren Hoorn, door Morie Metz-Koning. - Een boek van smarten, door Johan Koning. - Wind op de Molens, door Anth. Thiry. - Uit Christian Huidekoper's brieven over zijn historischen roman, door F. Smit Kleine. - De lage Akker, door Carla van Lith de Jeude. - Suikerfreule, door Henri van Wermeskerken. - Kroniek. - Beeldende Kunst.

De Hollandsche Revue

INHOUD. Wereldgeschiedenis. - Vaderlandsche Kunst. - Noordewind-critieken en -commentaren. - Revue der Tijdschriften. - De Boekentafel. - Handel en Industrie. - Dameskroniek. - Ons eigen Revuetje.

De Gemeenschap

INHOUD. Zuid-Zuid-West, door Albert Helman. - Nieuwe Beeldende Kunst, door Jan Engelman (met 4 afbeeldingen). - Het leven staat stil, door Albert Kuyle (met krabbels van Otto van Rees). - Sous le soleil de Satan, door v.R. - De oude machinist, door Willem ten Berge. - Kroniek. - Boekbespreking. - Mededeelingen.