Het Nederlandsche ex-libris

II Wezen en Schijn

EEN goed ex-libris doet denken aan een stil water met diepen grond. Het is in psychischen zin vermaagschapt aan het menschelijk gelaat, dat in de lichte melancholie van groote mysterie-oogen heel een wereld afspiegelt. Zoo aangrijpend van gestalte kan ook de bleek-oranje septembermaan hangen in het donkere fluweel van den najaarshemel. Maar over beide, gelaat en maan, zweeft de geest van het raadsel. Dit is het door de natuur verleende beschuttingsmiddel, ons eindeloos genuanceerde mimicry. De fijn bewerktuigde en licht ontvankelijke, die den driesten blik der wereld schuwt en zich terugtrekt achter de verschansing eener voorgewende ongevoeligheid, zal ook in het persoonlijke waarmerk zijner bibliotheek de ziel niet loyaal ontsluieren of het moest zijn in teekenen, die anderen nimmer ten volle verstaan.

Is het niet alsof deze beschouwing haar symbool vindt in de treffende litho van den bekenden schilder-lithograaf S. Moulijn? (afb. 1). Ziet hoe de allerzijds daarop aangebrachte

illustratie
Afbeelding no. 1

woorden pogen met hunne hoedende armen eene teederheid te omsluiten. Een ex-libris met zulk een voorstelling moet wel opwekken tot het koopen van mooie boeken. Want men bedenke toch voortdurend, dat

[p. 255]

de liefde voor het schoone boek de liturgie is van onze beweging, om een zeer karakteristieke versieringskunst meer bekend te maken en beide, voortbrengselen van edelen zin, in harmonie te vereenigen.

Psychologisch van aard is veelal het symbolische en allegorische boekmerk, eigenlijk ook het heraldische en zelfs vaak het zuiver typografische, indien dit niet uitsluitend den naam vermeldt. Deze kenschets is nochtans in breeden zin op te vatten, te aanvaarden als een collectief begrip voor zeer persoonlijke uitingen van dichterlijkheid, levensernst, mystiek, vroomheid, wereldhaat, ascese, voor pathetische ontboezemingen, uitingen van vereering voor grieksch-vrouwelijke schoonheid en voor allerhande parodieën.

In het bijzonder in oude boekmerken schuilt een latente kracht, welke het wezen nadrukkelijk voelbaar maakt. Een sensitief verzamelaar ondervindt telkens opnieuw, dat gemeenschap met ex-libris van eenige eeuwen her de matte figuur oproept der afgestorvenen, wier namen nog prijken op deze producten van sierkunst, eenmaal door hen met warme vereering betuurd.

Psychologische zin is aanwezig in het ex-libris, dat de fijne teekenaar Otto Verhagen ontwierp voor mevr. E. André de la Porte-Strumphler (afb. 2). In dit merk is

illustratie
Afbeelding no. 2

de verheffende en bindende invloed weergegeven van muziek op het gezinsleven door, omgekeerd, de aandachtsconcentratie in beeld te brengen van het gezin op de muziek. De witte verschijning aan de piano is stralend gestyleerd gelijk het alles tot zich trekkende licht. Vanwege hun mystisch-kosmischen vorm zijn klokjesbloemen gekozen voor een versiering, welke het geheel in muzikale innigheid omwindt.

Tegenwoordig vormt de voorstelling een integreerend deel van het boekmerk. Noch uit aesthetisch oogpunt noch uit hoofde van prentkunst bestaat daartegen bezwaar, mits een andere voorname factor niet worde verwaarloosd: de in het ex-libris opgenomen woorden dienen in stijl te zijn met het geheel. Feitelijk behoort allerduidelijkst de naam te worden vermeld, omdat hierin allereerst toch het eigendomsbewijs tot uiting komt. Doch de kunstenaar moet een passend lettercorps vinden, een, dat tot goede compositie leidt met het motief. Eerst dan zullen de woorden met ornamentale kracht deelen in het decoratieve beeld der geheele structuur.

In deze voorwaarde schiet men nogal eens tekort. In den regel bevindt de ontwerper zich hier tegenover een lastig probleem, doch juist daarin ligt de reden, om zich met alle potentie aan het zoeken van een zuivere oplossing te wijden.

Spreekt uit het handschrift niet reeds de zinnelijkheid van de letter, het impressieve van hare verschijning, het decoratieve element? Het waren bij de Mohammedaansche kunst immers de koran-teksten, welke in de versieringskunst van bijzonder belang bleken te zijn.

De bekwame schilder Johan van Hell sneed voor Ir. C.F. Proos in palmhout een fraai ex-libris, waarin hij rekening hield met den invloed van het letterbeeld op het geheel (afb. 3). De kop verbeeldt de wereldziel, die, gelijk de aether, door alles

illustratie
Afbeelding no. 3

heengaat, over de wijde wateren zweeft, door de groote steden, tusschen zon en sterren door. ‘Groot of klein, Gij zijt een deel van de ziel’ is een citaat uit Grashalmen (Leaves of Grass) van Walt Whitman.

Over de keuze der voorstelling ware nog veel te zeggen; wij komen daarop later terug. Verschillende beroepen hebben hun klassiek geworden attributen, utensiliën of emblemen. Zoo wordt de schilderkunst voorgesteld door palet en penseelen, de architectuur door driehoek, passer en schietlood, de sport door racket, enz., de muziek door een of ander instrument. Het zinnebeeld van de vergankelijkheid is een schedel, van de tijdelijkheid een zandlooper, van de eeuwigheid een slang met den staart in den bek. Een dolfijn beteekent geluk, een duif verbeeldt vrede, de arend kracht, een haan waakzaamheid, de pauw is het zinnebeeld der schoonheid, de uil dat der wijsheid, een hert dat van naastenliefde, hetgeen een motief kan zijn voor ex-libris van medici, die echter veelal de aesculapiusfiguur kiezen met de slang.

Omtrent de opvatting van de voorstelling loopen de mee-

[p. 256]

ningen uiteen. Over het algemeen zijn de Nederlandsche boekmerken eenvoudig. Overladenheid is zeker niet gewenscht. Gordon Craig, die verschillende goede ex-libris ontwierp, gaf zijn inzicht op deze wijze weer: ‘A bookplate is to the book what a collar is to the dog... On the dog collar we engrave: I am Smith's dog - Alter the word dog to book and add a simple adornment in the shape of a flower, a map, a butterfly or a crest an Lo! the bookplate or exlibris!’ Toch verkondigen we hiermede allerminst een program, en van het geven van voorschriften onthouden we ons om der wille van de kunst.

Als specimen van juridisch ex-libris geven we een ontwerp van den schilder Johan Buning (afb. 4). De kop met felle oogen stelt het indringen in de ziel der menschen voor. Op de schaal van Themis ligt het zwaard der gerechtigheid, gewogen met bloemen en niet met gewichten. Ook de vredesduif wiekt in deze sfeer.



illustratie
Afbeelding no. 4

Ongetwijfeld beschikken wij over een schare van kunstenaars, die in staat zijn tot het ontwerpen van mooie boekmerken, en toch is minstens de helft van deze producten, in ons land gedurende de laatste veertig jaren verschenen, uit artistiek oogpunt volstrekt waardeloos. Dit moet vooral worden geweten aan gebrek aan toezicht. Want de beteekenis van een bepaalde kunstuiting wordt opgevoerd door den regulateur van een goede kritiek, en het is onze hoop, dat we geleidelijk tot verhooging van het peil der Nederlandsche ex-libris-kunst zullen mogen bijdragen door daarop de aandacht te vestigen sterker dan ooit werd gedaan. Want is het niet schrijnend te ervaren, dat ons land in de buitenlandsche literatuur niet of slechts in het voorbijgaan wordt genoemd? Toch zette deze grafische kunst omstreeks 1890 zoo luisterrijk in. Mannen als Bauer, Witsen, van Hoytema, Lion Cachet, Nieuwenkamp, Veldheer, der Kinderen, Dysselhof wijdden zich daaraan met succes. Thans heerscht al te zeer een dilettantisme met boosaardige gevolgen. Doch hoe kon het anders, waar het publiek nagenoeg elk criterium miste?

 
O dit is vreemd bedrog, subtiele loogen,
 
verwisseling des wezens en des schijns,

klaagde Frederik van Eeden in ‘het Lied van Schijn en Weezen’. Zóó ernstig nemen wij den spot niet, dien men destijds in Frankrijk dreef met... het ex-libris? Of hadden wij te maken met een ondeugende, soms geestige charge op het literaire werk van de slachtoffers dan wel op hunne levenshouding? Eenige tientallen jaren geleden dan verscheen te Parijs - wellicht opzettelijk bij den uitgever met den naam L. Joly (we beginnen, onder dezen invloed, zoowaar zelf ook met boutades) - in beperkte oplage een aantal mapjes, waarin zich twee op carton bevestigde exlibris-afdrukken bevonden, welke werden aangekondigd als ‘Ex-libris imaginaires et supposés de personnages célèbres, anciens et modernes’. Veelal koos men auteurs, wier werk zich leende tot een griezelige of markante voorstelling. Zoo bedisselden de geheimzinnige ontwerpers, dat voor Baudelaire als boekmerk dienstig ware geweest de afbeelding van een bleek hoofd met zwarte, liggende ovaalvormen op de plaats der ontbrekende oogen, een schedel, een ijzingwekkende slang en een bosje verwelkte bloemen. Voor Poe kozen zij een allergrilligste combinatie van naargeestige situaties uit zijn lugubere tales, en voor Renan een persiflage van ‘La Vie de Jésus’. Vermakelijk is het imaginaire boekmerk van Alfred de Musset. Op den voorgrond zweeft een dansend paar, verzonken in de innigheid van een bezwijmelend rhythme. Van den danseur is slechts een glimp van het verrukte gezicht te zien; het gesloten oog getuigt van den graad van verbijstering, waarin zijn individualiteit verkeert... Zekerheid, dat hier de groote dichter zelf is afgebeeld, is door deze gebrekkige, lichamelijke gegevens niet uit te spreken. Zou anders veilig kunnen worden aangenomen, dat de dame, die juist den rug naar ons heeft toegewend, George Sand is...? Ach, hoe aanstekelijk zijn deze snaakschheden, we zijn zelf onder de charme geraakt van die koddige geste.

JOHAN SCHWENCKE

 

N.B. 1. Afb 3 is gedrukt van het oorspronkelijke blokje palmhout, afb. 2 en 4 zijn van de origineele ex-libriscliché's gedrukt.

2. Aanvragen om op de lijst van verzamelaars(ters) te worden geplaatst, verzoeken om inlichtingen, enz., alsmede ex-libris ter beoordeeling wacht ik gaarne in aan mijn adres: Zuid Binnensingel 23, Den Haag.

3. De eerste lijst van verzamelaars(ters) wordt opgenomen in het nummer van Januari a.s.