[p. 408]

J. Romein
Tien jaren
1917-1927

The first characteristic of the Russian Revolution is its constancy, caused by the unchanged and unchangeable social basis whereupon she rests, as contrasted with the former great revolutions. In 6 respects the Russian Revolution has for the present come to an solution. They are 1o the labour question, 2o the form of government (sowjetsystem) 3o the peasantquestion 4o the problem of nationalities, 5o the problem of imperialism (foreign commerce), 6o the awakening of Asia, as far as influenced by the Russian Revolution. This world-wide revolution is the work of the R.K.P., which is compared here with former revolutionnary organisations.
?
La Révolution russe est caracterisée avant tout par son invariabilité, causé par la base sociale invariée et invariable sur laquelle elle repose, tout autrement que les grandes révolutions précedentes. Sur les 6 questions suivantes la Révolution russe est venue à une solution provisionelle 1o la question ouvrière, 2o la forme du gouvernement (système sovjetique), 3o la question agraire, 4o le problème des nationalités, 5o le problème de l'impérialisme (commerce international) 6o le réveil de l'Asie, autant qu' influencé par la Révolution russe. Cette révolution quasi-mondiale est l'oeuvre de la R.K.P., laquelle est ici comparée aux anciennes organisations révolutionnaires.
?
Die russische Revolution kennzeichnet sich vor allem durch ihre Unveränderlichkeit, welche verursacht wird durch die unveränderte und unveränderliche soziale Basis, worauf sie sich stützt, im Gegensatz zu früheren grossen Revolutionen. 6 Problemen hat die russische Revolution zu einer vorlaüfigen Lösung gebracht, nl. 1o die Arbeiterfrage, 2o die Regierungsform (Rätesystem), 3o die Bauernfrage, 4o Das Nationalitätenproblem, 5o Das Problem des Imperialismus (auswärtiger Handel). 6o Die Erwachung Asiens, insoweit diese von der russischen Revolution beeinflusst wird. Diese Revolution im Weltmassstab ist das Werk der R.K.P. welche hier mit früheren revolutionären Organisationen verglichen wird.

Terwijl ik dit schrijf, heeft de bazuinstoot die de feesten ter herdenking van de Russische October-revolutie van 1917 in gaat luiden, de luchten van de lauwe Westerstranden hier nog niet verscheurd; geen radio heeft in mijn ooren nog het feestgedruisch vertolkt; geen film nog voor mijn oog de feest-tafereelen hervertoond. Ik kan hoogstens in mijn verbeelding de klanken opvangen van het ginds te vieren massa-festijn, de woorden der redenaars, de zangen der tooneelspelenden, de liederen der betoogende bevolkingen van heel dat conglomeraat van sovjet-republieken; hoogstensvoor mijn geestes-oog de Roode-leger-parade zien op het Roode Plein te Moskou en de cirkelende vliegtuigen boven de ontrolde roode doeken van een massa die haar bevrijding viert en voor een oogenblik althans de offers vergeet, welke zij voor die bevrijding heeft moeten brengen. Hoevelen dier verdorde bladeren trouwens kent zij nog? Tien jaren zijn een lange periode in de geslachten der menschen en de massa van 1927 is een andere dan die van 1917.

Ik beschouw dit als een voordeel, dat ik het feest nog niet ken over welks aanleiding ik nu wil schrijven. Feesten zijn altijd een eenzijdige recapitulatie van het verleden; daar zijn het feesten voor. Dit zeer bijzondere feest, zal in dit opzicht op den algemeenen regel geen uitzondering maken, al zal het bij de bolsjewiki, die daaraan gewoon zijn, aan zelfkritiek en analyseerende terugblik niet ontbreken. Zeker niet ontbreken, omdat alleen reeds de figuur van Trotski, eenvoudig door het feit dat hij bestaat, hun tot die houding noopen zal; Trotski die immers tien jaar geleden, naast Lenin, de rol heeft gespeeld. Dit blijft feit, wat men overigens van zijn tegenwoordige rol wil denken.

Toch wil ik in deze beschouwing van dit feest niet abstraheeren. Immers dat na tien jaar dezelfde partij, dezelfde regeering het feest kan vieren van de Revolutie die zij begon en wier eerste regeering zij was, is niet alleen iets ongehoords in de annalen der groote revoluties, maar tevens voor het begrip van het wezen der Russische zoo fundamenteel, dat ik beter niets zou kunnen zeggen, dan dit voorbijgaan.

Iets ongehoords in de geschiedenis der groote revoluties. Laten wij er een vluchtigen blik op werpen en men zal het mij toegeven. Toen de opstand der Nederlandsche gewesten tegen de Bourgondisch-Spaansche monarchie tien jaar oud was, waren reeds alle klassen

[p. 409]

der toenmalige maatschappij successievelijk zijn dragers geweest en het beeld van die eerste tien jaren is wisselend als dat van Oranje, die bleef: de hooge adel, die zich te veel op de vingers zag gekeken, de lage adel, die soelaes zocht voor haar economische ruïne in de zich moderniseerende samenleving, de koopmansstand, die zijn vrijheid van geldverdienen wilde en het volk, dat de kerkelijke onderdrukking en het vadsige leven der bisschoppen zat, in het protestantisme een leer dacht te omhelzen, die de reeds lang verdwenen gelijkheid van vroeger zou eerbiedigen. In de eerste tien jaren van den opstand was hij zelf reeds vier maal van karakter veranderd. Bij de Engelsche Revolutie van Cromwell wisselde het aspect nog sneller. 1649 zag Karel I zonder hoofd: in 1659 trof Karel II reeds zijn aanstalten om weer terug te keeren en ontvangen te worden door een Parlement, gedweeër dan er ooit een geweest was. En de groote Fransche Revolutie? Mirabeau, Lafayette, de Girondijnen, Danton, Robespierre, een voortdurende opschuiving naar links, waardoor echter de basis der Revolutie steeds kleiner werd, en dat alles in de vijf jaar, die verliepen tusschen 1789 en 1794 en weer vijf jaar later is er van al die namen geen meer over, en is er nog maar één: Napoleon. En 1848? Wie denkt er in 1858 aan behalve enkele bannelingen? Frankrijk is weer een keizerrijk, Duitschland is weer vol van despoten, Oostenrijk is weer meester in Hongarije en zelfs nog in Italië. Ook de eerste Russische Revolutie van 1905 scheen in 1915, behalve bij enkele beroepsrevolutionnairen en linksche sociaal-democraten, vergeten. Tenslotte Mussolini. Hij zal eerstdaags den dag herdenken, waarop hij vijf jaar geleden naar Rome marcheerde, maar hoe anders was toen de stemming van wie hem volgden! De sociale basis der fascistische Revolutie is in die vijf jaar niet verengd, zooals bij de Fransche Revolutie, toen Robespierre nog een laatste wanhopige poging deed de leuze van vrijheid, gelijkheid en broederschap tot harde, maar eerlijke waarheid te brengen, maar verschoven; verschoven zoo ver als het maar kon, van de door den oorlog mislukte existenties naar die der O.W.-ers, van de oorspronkelijk wel schreeuwerige, maar toch half-proletarische Mussolini-volgelingen, naar de den Duce aanbiddende leveranciers van oorlogstuig en hun soortgenooten.

Het onveranderlijk karakter der Russische Revolutie van 1917 is, als haar alleen eigen, daarom wezenlijk voor haar begrip. Want dit onveranderlijk karakter is te verklaren uit haar onveranderlijke sociale basis. Lenin's woord ging niet uit tot de arbeiders alleen, maar tot de arbeiders en boeren. Die basis laat zich niet verbreeden, waardoor de beginselen der Russische Revolutie geen kans hebben te verwateren, die basis laat zich ook niet verengen, omdat dan of de arbeiders of de boeren in verzet zouden komen tegen het sowjetbewind. Getoetst aan de richting der Revolutie - wat iets anders is dan de werkelijkheid van dit moment - zijn de sociale eischen zoowel van de arbeiders als van de boeren door de Russische Revolutie bevredigd. Die der boeren, doordat zij in het bezit zijn van het land, dat zij noodig hebben ter bebouwing; die der arbeiders, doordat er voor het eerst in de geschiedenis een regeering is, die hun belangen naar menschen-mogelijkheid behartigt. Niet op de wijze waarop ook kapitalistische regeeringen wel eens te hooi en te gras iets voor de arbeidende massa doen, omdat zekere concessies aan andere sociale groepen dan de heerschende in een moderne samenleving nu eenmaal onvermijdelijk zijn. Maar principieel, omdat de Sowjet-regeering zich een arbeidersregeering voelt en zij trouwens zeer wel weet dat zij zou kunnen verdwijnen, op het oogenblik, dat zij de arbeidersbelangen niet langer behartigen zou, zoo goed als elke kapitalistische regeering weet dat zij zou verdwijnen op den dag, waarop zij met de belangen der bourgeosie een loopje zou nemen door bv. een progressieve vermogensbelasting in te stellen of een staatsmonopolie voor den buitenlandschen handel in te richten.

Als ik goed zie, is de Sowjetstaat er in de tien jaren, dat hij nu bestaat, in geslaagd behalve het arbeiders-vraagstuk, waarvoor ik hier boven sprak vier, naar mijn meening de vier belangrijkste sociale probleem van onzen tijd naast het arbeidersprobleem, althans tot een voorloopige oplossing te brengen. Dat die oplossing niet naar den zin is van hen

[p. 410]

die er onder geleden hebben, mag de objectieve beoordeelaar er immers niet van weerhouden van een oplossing te spreken. Opgelost moet een sociaal probleem heeten, wanneer het als zoodanig niet meer bestaat, d.w.z. wanneer de tegenstellingen die er zoolang het bestond, uit ontstonden, niet meer bestaan of althans zoodanig verzwakt zijn, dat zij geen politieke, d.i. geen algemeene uitdrukking meer kunnen vinden. Die vier problemen zijn: de regeeringsvorm, i.c. het sowjetstelsel, waarvan in 1905 zich reeds het eerste symptoom vertoonde; de regeeringsvorm dus, waarbij de vertegenwoordiging des volks is opgebouwd niet op het abstracte burgerrecht van elken burger, maar naar diens sociale functie, zoodat de sociale samenstelling der burgerij zijn adequate uitdrukking vindt in de samenstelling zijner vertegenwoordiging en de sociaal-onnutte individuën en groepen vanzelf uit de volksvertegenwoordiging verdwijnen. Ten tweede: het agrarische vraagstuk, doordat het grootgrondbezit verdeeld en waarborgen tegen een opnieuw ontstaan daarvan in sociaal-gevaarlijke uitbreiding gegeven zijn. Ten derde: het nationaliteiten-vraagstuk, door den federatieven vorm waarin men de andere nationaliteiten aan het gezamenlijke federatie-leven laat deelnemen, wat eenerzijds aan den eigenaard dier nationaliteiten de speelruimte laat, die zij behoeven en hen anderzijds toch weer genoegzaam bindt om de voordeelen van een groote economische eenheid niet verloren te doen gaan. Ten vierde: het vraagstuk van het imperialisme, en ik bedoel daarmee, dat de Sovjet-regeering er in geslaagd is, door haar streng vasthouden aan het monopolie van den buitenlandschen handel, de buitenlandsche imperialisten buiten haar gebied te houden, niet in militairen zin alleen, maar ook in economischen zin. De schatten van den Russischen bodem - de nog woedende petroleum-oorlog heeft het opnieuw bewezen - zijn en blijven voor het Russische volk: een klaar en overtuigend beginsel, de eenige echte waarborg voor den wereldvrede, dat de gemiddelde, immers vrede-lievende Nederlander ook aanhangt voor zoover het Nederland betreft, maar dat hij vergeet als er van Indonesië sprake is. Naast het arbeidersvraagstuk en de vier andere, hier helaas meer aangeduide, dan besproken problemen is er nog een zesden kant aan den harden, maar flonkerenden steen, dien de Russische Revolutie heet: de ontwaking van Azië, het werelddeel waar Rusland voor de helft, of misschien wel voor iets meer dan de helft toe behoort. De zoo bij uitstek merkwaardige herleving van de wereld van den Islam sinds den oorlog, van Indonesië tot Marokko is voor een deel Russisch werk, zoo goed als de nationalistische beweging in China. Niet alsof - kinderachtige en doorzichtig-tendentieuze gedachte - betaalde agenten den Turkschen oorlog tegen Griekenland of dien der Riffijnen en Sirioten tegen Frankrijk zouden hebben aangestookt, niet alsof de nationalistische bewegingen in Egypte, Britschen Nederlandsch Indië en China zonder Russische propaganda achterwege zouden gebleven zijn, maar Russisch werk in dien zin, dat al die onderdrukte volken vaag gevoeld hebben dat dat, wat in Rusland gebeurd was, ook hun iets te zeggen had, dat het ten deele ook om hunswille gebeurd was en dat zij het al zeer slecht zouden begrepen hebben, indien zij althans niet getracht zouden hebben ernaar te handelen.

Het is op het oogenblik niet te zeggen, wat er uit dit alles groeien zal, maar wie nu bij deze tien-jarige herdenking een oogenblik stil wil staan, behoeft daar ook geen antwoord op te geven. Dit ééne echter kan hij m.i. al wel met stelligheid zeggen: de Russische Revolutie heeft haar stempel op de wereldgeschiedenis der laatste tien jaren gedrukt als geen ander verschijnsel, ook niet de zeker belangwekkende, maar niettemin toch vaak juist in zijn toekomst-beteekenis overschatte economische welvaart en expansie van die tweede groote wereldmacht na Sowjet-Rusland, de Vereenigde Staten van Amerika. En nóg één ding kan hij zeggen: het is ondenkbaar. volkomen ondenkbaar, dat deze resultaten der Russische Revolutie nu nog weer verloren zouden kunnen gaan. Een kapitalistisch bewind, dat in de arbeiders slechts een winst-object ziet en niets anders, zal in Rusland niet meer kunnen gedijen; een tsaristisch bewind, steunende op de economische macht der grootgrondbezitters, de geestelijke macht der Orthodoxe Kerk en de militaire macht heeft er

[p. 411]

a fortiori geen schijn van kans meer. Niet zoo vast zijn wij van de oplossing van het nationaliteiten-vraagstuk overtuigd, al zal men wel dit kunnen zeggen, dat het in Rusland niet meer die verwoestingen zal aanrichten, die het in Europa reeds sinds eeuwen aanricht en in Amerika misschien nog eens zal aanrichten. En het minst zeker ben ik omtrent vraagstuk van het imperialisme. Het past een willekeurigen buitenlander m.i. niet te richten tusschen de heerschende strooming in de Russische Kommunistische Partij en de oppositie. En al zou ik mij dat recht willen aanmatigen, ik zou het niet kunnen. Maar hier sluimeren in elk geval gevaren. Ook het imperialisme is nog een wereldmacht, en wel verre van bezig te zijn te verdwijnen, wordt het nog elken dag sterker. Hoe is het dan mogelijk met zekerheid te zeggen: zóó zal de botsing tusschen beide wereldmachten afloopen: de botsing waarvan men nog nauwelijks de weerzijdsche machten vermag te ontwaren, laat staan te meten? En wat buiten meten is gelegen, is een kwestie van geloof. Wij kunnen niet anders dan zeggen: aan dien of aan dien kant wil ik staan, als de tijd gekomen is, waarin geen tusschen of boven meer mogelijk is.

Hét bovenstaande moge, hoe vluchtig ook, den indruk geven dien ik bedoelde, deze, dat de Russische Revolutie na tien jaar nog méér een feit van wereldperiode vormende beteekenis is geworden, dan zij het reeds was op den dag, dat zij uitbrak. Men kan haar schaduwzijden wat zwarter of wat grijzer tinten, haar lichtzijden wat feller wit laten of wat markeeren; al naar inzicht en temperant de offers die zij gekost heeft een breeder of geringer plaats in de beschouwing van haar inruimen: aan het feit van haar wereldhistorische beteekenis kon misschien in 1917 nog worden getwijfeld, maar in 1927 door niemand meer.

Tot slot nog dit: Hoe is deze wereldhistorische omwenteling mogelijk geweest in den korten tijd van tien jaar? Mag ik voor een antwoord op deze vraag de woorden aanhalen, die ik onlangs elders schreef? Door de spanning. De spanning, die er in gebracht is en erin gehouden wordt door hetzelfde instrument dat de Revolutie heeft kunnen doorzetten: de Kommunistische Partij, met haar gesloten en disciplinair karakter. Hier treedt een eigenaardige mengeling op van rationeele en irrationeele krachten. Een mengeling, die men alleen kan begrijpen door terug te gaan tot die twee vorige ontzaglijke omwentelingen, die wereldperioden hebben geschapen, tot den tijd van het eerste christendom en tot het ontstaan van den ‘Nieuwen Tijd’. Hier, bij alle diepgaande verschillen, dezelfde geslotenheid tegenover een vijandige wereld, dezelfde codex van plichten tot het somber-blijmoedig offeren van eigen en anderer leven toe, als bij de eerste Christenen en de eerste Calvinisten en eerste Jezuieten. Wij kunnen deze groote verbanden hier slechts aanduiden, maar ze zijn aanwezig.

Niet toevallig. Want op deze overgangen der tijden kan het mogelijke alleen bereikt worden, door het onmogelijke te willen, dat wil zeggen: voor mogelijk te houden. Er heerscht in de geschiedenis soortgelijke verspilling als in de natuur. Laat deze milliarden ei-cellen verloren gaan, tegen dat zij één individu voortbrengt, de geschiedenis eischt een geweldige opéénhooping van krachten om een, in den beginne schijnbaar even ongewenschte als doellooze verandering door te zetten. Het instrument voor die verandering en haar behoud is in Rusland de Kommunistische Partij, de straffe samenvatting van alle aan de idee van den kollektieven mensch gewijde geesten is een bijna boven-menschelijke, en buiten zulke spanningsperioden ook niet denkbare discipline, dat wil zeggen: volgehouden inspanning van het zich onderschikkende individu en ‘dwang om in te gaan’ voor wien zich niet wil schikken. En het is die partij, die aan al de uitingen van Sowjet-Rusland in de afgeloopen tien jaren het gespannen karakter verleend heeft van blind te zijn voor het begrip: tijd; inééns álles te willen en het onmogelijke voor mogelijk te houden, maar het uiterst-mogelijke dan ook, zij het ten koste van veel, te bereiken.