[p. 89]

INTERNATIONALE REVUE

HOOFDREDACTIE:

ARTHUR MÜLLER LEHNING

REDAKTEUR VOOR

ARCHITEKTUUR: J.J.P. OUD

MUZIEK: WILLEM PIJPER

FILM EN FOTO: L. MOHOLY-NAGY

Nadruk verboden

Redactie, Rédaction, Editor

Administr., Publisher

Amsterdam, Leidsche Gracht 48

10 Nrs. Fl. 10.00, R.M. 20, Sh. 20, $ 4.5, Fr. suisse 22.

i 10

AMSTERDAM

Nillustratie 17-18

XII 1928

G. Rietveld
Inzicht

Alles wat we ervaren berust op de werking onzer zinnen.

Ons wezen bestendigt zich door zinnelijk op te nemen en te verwerken.

Ons bewustzijn is de eenheid der ervaringen; voornamelijk van de groei van eigen wezen.

De bewustwording van de realiteit bepaalt zoowel ons wezen, als dat onzer omgeving voor ons.

De activiteit der zinnen is zeer beperkt en bij ieder verschillend.

Om zakelijk overeen te komen, bepalen en meten we de realiteit door middel van instrumenten, gebruik makende van eigenschappen en begeleidende verschijnselen.

Warmte, die we slechts door voelen direct ervaren kunnen, constateeren we door de uitzetting van kwik b.v.

Kleur, alleen te ervaren door onzen kleurzin, bepaalt de wetenschap door meting van de golflengte en brekingshoek.

In het maatschappelijk leven is deze constateering zeer juist en noodzakelijk, maar het wezen der dingen komt hierdoor achter en naast de verschijnselen.

De directe ervaring der realiteit, het gewone, eenvoudige, waarvoor we slechts de oogen behoeven te openen, de hand uit te steken, dat onmiddellijke leven is zeer zeldzaam.

Veel verlangen en onbevredigde neigingen, vooral bij menschen, die alles hebben, wat men noodzakelijke levensbehoeften noemt, is eigenlijk behoefte aan die directe werkelijkheid.

Als we verlangen, werken, om te bereiken, wat we beter vinden, doen we dit nooit om bovenzinnelijk doel, maar om de werkelijkheid te onthullen en vanuit het inzicht, dat zóó de werkelijkheid zich eerst recht handhaven en toonen zal.

Onzen gezichtszin kan men onderscheiden in: kleurzin, vormenzin en ruimtezin.

Wanneer we een vorm (met 3 afmetingen) scherp waarnemen, stelt zich ons netvlies in op verschillende afstanden en plooit zich in reliefvorm, overeenkomstig de vorm van het beschouwde materiaal.

Wanneer we een kleur waarnemen, moet het netvlies strak gespannen zijn; drie soorten zenuwtoppen zijn dan werkzaam. 1e soort ervaart rood, 2e soort ervaart blauw, 3e soort ervaart geel; samen ervaren ze wit.

Werken de toppen die gevoelig zijn voor rood alléén, dan ervaren we intensief rood, werken de anderen ook ged. mee, dan ervaren we bleekrood = wit met zooveel rood, als de activiteit van de voor rood gevoelige toppen sterker werken dan de andere.

Ruimtezin veronderstelt een bepaalde stand van het netvlies tegenover de lens (gezichtshoek).

Bij de werking van meer zinnen gelijktijdig wordt de ervaring van de realiteit minder intensief.

Onverwerkte, gedwongen of sleurindrukken, dit zijn indrukken op niet actieve (vermoeide of niet ingestelde) zinnen, werken op ons organisme krenkend, vertroebelend en afbrekend.

De directe zinnelijke ervaring, met actief ingestelde zinnen is de bestendiging en groei von ons bestaan.

Een beeldhouwwerk, dat onze vormenzin als klaarheid ervaart; dat niet gemaakt is uit

[p. 90]

aesthetische of ideëele bedoeling en zonder symbolische begeleidingen, alleen om de realiteit directer te ervaren, is onontbeerlijk.

Een schilderij van Picasso of van der Leck b.v. is in tegenstelling tot onze dagelijksche zinnelijk-chaotische en zakelijk constateerende gezichtsindrukken (naast en achter het wezenlijke) eigenlijk de gewone directe werkelijkheid - al is ze dan tot kleur gespecialiseerd.

Zoo kan ook de architectuur ons tot de werkelijkheid brengen.

De zakelijke architectuur moet recht op het doel afgaan.

We moeten helpen het leven te vereenvoudigen, te verlossen van overtolligheden.

Het werk, dat overblijft verlichten door overleg, mechanisme en machines en het bouwvak maken tot een goed georganiseerd industriebedrijf met minimum passief en dwangwerk, om plaats te geven aan den vrijen mensch, dit is niet de mensch die niets doet, (want de emotie van het levende werk is onontbeerlijk), maar de mensch, die de werkelijkheid meer bewust beleeft.

De zakelijke architectuur moet niet slaafsch voldoen aan bestaande behoeften, ze moet ook levensvoorwaarden onthullen. Ze moet niet zijn constateering, maar intensieve ervaring der ruimte.

De merkelijkheid, die de architectuur scheppen kan is de ruimte.

Hiervoor zijn de nieuwe constructieve mogelijkheden en de zuivere materialen. Ze krijgen zin voor ons, als we ze aanwenden, om de ruimten die we bestemming gaven, klaar en duidelijk te bepalen en te begrenzen. We kunnen dan ontwerpen in kleiner afmeting. Vorm, kleur of andere zinnelijke overwegingen zijn op zichzelf allen even belangrijk als de ruimtelijke, maar blijven beter op eigen terrein.

Noodzakelijke andere factoren (b.v. kleur van materiaal, vorm door constructie, enz.) hoe verleidelijk deze bijkomstigheden ook zijn, blijven beter onbeschouwd, want als ze het ruimtelijke gaan beinvloeden leidt dit altijd tot verzwakking en afwijkingen.

Alleen door onmiddellijke ervaring bestaat voo ons de werkelijkheid, ze is telkens opnieuw: schepping, bestendiging en groei van ons wezen.

Wir müssen das Leben zu vereinfachen versuchen, es vom Überflüssigen befreien; die noch auszuführende Arbeit erleichteren durch Uberlegung, Mechanik und Maschinen. Wiv müssen das Baugewerbe zu einer gut organisierten Industrie machen.

Die sachliche Architektur muss nicht sklavisch den Bedürfnissen Genüge leisten, sie muss auch Lebensbedingungen enthüllen. Sie muss keine Konstatierung sein, sondern eine intensive Erfahrung des Raumes.

Die Wirklichkeit die die Architektur schaffen kann, ist der Raum. Durch die Absicht den Raum, den wir bestimmen, klar und deutlich fest zu setzen und zu begrenzen, bekommen die neuen konstruktiven Möglichkeiten und Materialien Sinn. Wir können dann auch in kleinen Dimensionen mit mehr Befriedigung arbeiten.

Form, Farbe u.s.w. sind an sich alle ebenso von Bedeutung wie der Raum, aber bleiben besser auf ihrem eigenen Gebiet, wo notwendigerweise andere Faktoren auftreten z.B. Farbe des Materials, Form durch Konstruktion u.s.w. Wie verführerisch diese Begleiterscheinungen auch sein können, bleiben sie doch besser unbeachtet, denn wenn sie das Räumliche beeinflüssen, führen sie in der Architektur zu Abweichungen.