[p. 45]

Gesmokkelde brieven van Yvo K. Pannekoek

1 Augustus

Wie op deze Zondagmiddag cel 3/20 binnentreedt - maar het is te hopen, dat niemand dat doet - zou, behalve door een infect microclimaat, getroffen worden door het merkwaardige schouwspel van een drietal mannen van drie en zestig, zeven en veertig en dertig jaar, die hunne eigenaardige en zeer verschillende naaktheden slechts even bedekken met niets dan een min of meer zure onderbroek. De ene slaapt en snurkt, de oudste beweert heftig dat hij nog te jong is voor zulke oude-heren gewoonten en zit dus met het hoofd in de handen gesteund te lezen, maar snurkt daar ook bij en de jongste is ons maar al te goed bekend - zoals hij elders maar weer al te slecht bekend staat - hij schrijft. Hij is op deze dag wat beschouwend gestemd. Of dit een gevolg is van het hoog calorisch niveau binnenin, of buiten hem, wie zal het zeggen?

Zeker is, dat hij na het geregeld bezoek der laatste weken en door de omgang met vrijgelatenen, sterk het gevoel heeft gekregen dat een periode van drie à vier maanden binnenkort afgesloten zal worden en een grondige verandering in zijn bestaan zich zal voordoen, maar in welke zin, daarvan heeft hij geen idee, want hij heeft niet horen fluiten - wellicht, doordat de kapitein aanstond - zeker is, dat hij niet durft hopen en niet kan wanhopen, omdat de alternatieven allerminst ongunstig zijn: Chotochot, Van Lennep.

Om dan maar meteen met de kapitein te beginnen, die kwam Woensdagavond binnen en zo vreemd, dat ik dacht aan alcohol of lues cerebri - omdat hij al meteen verklaarde zeeman te zijn. In de loop van de avond bleek zich achter dit nevelig, wat aapachtig en zeer grof uiterlijk, een eenvoudige, maar zeer slimme en ontwikkelde kapitein te verbergen, een klassieke uit de tijd van Bontekoe, die als jongmaatje in 1892 uit Hamburg met een Hollands zeilschip naar Zuid-Amerika vertrok en sindsdien nauwelijks meer van zee af is geweest - alles weet en alles kan - tot Spaans en Russisch vloeken toe en stampvol verhalen zit, die hij wat graag lucht, zodat we hem alleen maar aan hoeven te zetten om de hele dag afleiding te hebben. Zijn we moe, dan laat hij zich even gemakkelijk weer afzetten, want hij is zeer beleefd.

De verhalen omvatten alles: schipbreuk vier dagen van Martinique af, cholera in Petersburg, bevalling onder de keerkringen met de problemen der kunstmatige voeding van een zevenmaands

[p. 46]

kind, het vangen van albatrossen, avonturen met achtduizend schapen in de Golf van Smyrna, staking breken in Schotland, handel met een Westafrikaanse neger-chief, de economische problemen van de koffieteelt in Guatamala, gesprekken met communisten in Batoem, gebeurtenissen in droogdokken, die 's nachts volliepen, hoe je je voelt in een tropische zonsopgang, als je, vastgebonden aan de bovenste ra, slapend in het zeil wakker wordt, Albert Schweitzer in zijn hemd en zo maar door. Alles in simpele Hemingway-taal en ongelooflijk suggestief. Ieder verhaal wordt vaag en nevelig begonnen, ergens achter uit het geheugen gehaald, zijn gezicht is dan slap en ongeïnteresseerd, opeens begint het oog te glinsteren en dan komen er een paar scherpe details los, die je er midden in zetten. De man heeft niet de minste fantasie en gebruikt nooit vergelijkingen of beelden, is alleen een slimme realist met een fenomenaal geheugen. Hij is heel grappig, maar zal hier wel niet lang zitten. Meestal hebben we hem onder het eten aanstaan en verder 's avonds van vijf tot tien. Ik heb hem uitvoerig uitgehoord over de Méditerranée, maar het is noodzakelijk dat H. navigatie leert - hij heeft er toch alle tijd voor.

Vanmiddag ben ik onder het schrijven in slaap gevallen, door de warmte overmand, kun je zeggen. Het onweer heeft geen verfrissing gebracht, ik ben vies en loom. Dag, Yvo.

 

B-vleugel, boven, begin Augustus

Beste J., E. en J., deze Woensdag is opwindend begonnen, ik hoop, dat het zo doorgaat. Vooreerst is vandaag de ziekenvoeding begonnen, dat is enorm prettig. Is het al tot je doorgedrongen, dat D. een grote vriend van C2 H5 OH is?

Dan is ons om acht uur v.m. toch nog onverwacht onze onbetaalbare kapitein ontvallen, naar huis toe, na bijna een week lang verhalen te hebben verteld. En tenslotte werd een uur later de naam van mijn grote vriend B. afgeroepen, die is vrijwel zeker ook naar huis gegaan en daarmee kan ik je voor het eerst een prettige opdracht geven: ga hem eens opzoeken met bijgaande introductiebrief, lees die eerst, dat zal je, behalve veel plezier, ook nog zeker gerookte aal opleveren en onbetaalbare tips voor allerlei zwarte zaken. Hij heeft een kosthuis en ook een palingrokerij. Vertel hem niet te veel, want hij kan zijn mond niet houden - wat je zult merken - maar hij is slim en heeft een hart van goud.

Verder niet veel bijzonders, ik hoop je straks te zien. Ingesloten een paar briefjes die je wel zult weten te bezorgen. Jullie bijbel komt binnenkort terug, dan heb ik hem uit. Behalve Hooglied en Prediker is niets de moeite van het lezen waard.

 

Het is anders geworden, maar toch zeer opwindend: vanmiddag om vier uur in plaats van bezoek, ontviel mij m'n trouwe postbode, waarmee ik hier al die tijd gezeten heb, naar Vught. Met dit transport ben ik dus alvast niet mee, dat wil zeggen, dat ik nog wel plus minus drie weken hier zit. Met iedereen, die vertrekt, ga je eigenlijk een eindje mee, vooral met mensen, die naar huis

[p. 47]

gaan en daarom is het altijd nogal emotionerend, zoiets.

Met dat al ben ik nu dus alleen - naar ik hoop voor lange tijd - en zit als een vorst op bed te schrijven, veilig voor het glurend moffenoog - er is een kijkgaatje in de deur - achter het scherm van de ton.

Feitelijk is het vertrek van de postbode een hele opluchting, want hij was juist begonnen, aangemoedigd door het succes van de kapitein, ook zijn leven te vertellen, uit de aard der zaak minder boeiend; anderzijds waren dit mensen, waar ik goed mee op kon schieten en de hemel weet wat voor dieven of N.S.B.-ers ik in ruil krijg. Bovendien ben ik eigenlijk te conservatief voor zulke veranderingen. Enfin.

Ik heb een nieuw huisdier - behalve de vloo die ik nooit zie - een groen rupsje dat ik voed in mijn tuin (die groeit in een medicijnfles) een ochtend op een witte bloem, dan wordt hij heel licht en daarna op een eikenblad, dan wordt hij donkergroen, beginnend bij de kop en opschuivend naar achteren in precies anderhalf uur tijd, dan komt er zwarte ontlasting - een mooie doorlichtingsmethode. Na dit aardig trekje uit het leven van een gevangene, goede nacht! Een Woensdag zonder bezoek is idioot. Het ga jullie wel, Y.

Behalve bezoek van jullie heb ik nog niets gekregen.

 

B-vleugel, boven, Augustus

Goede J.,

Alleen maar even een kort briefje. Sinds Woensdag en tot nu toe - Vrijdagavond - heb ik alleen gezeten, te kort om precies te weten, of dat prettig is. Bovendien at ik Donderdag Pervitin en dat heeft in de cel een alleridiootst effect: je wordt actief en kunt dat niet kwijt: gevolg is een leeuwenkooi-achtige opwindingstoestand, een beverige nervositeit, die maakt dat je met allerlei dagelijkse celwerkjes nog gauwer klaar bent dan anders en dus nog meer tijd over hebt.

Twee nieuwe celgenoten: een alleraardigste, maar natuurlijk weer Christelijke, student uit Utrecht van mijn leeftijd en een spin, een prachtige, die ik vanmorgen bij het luchten ving - want de herfst is al volop begonnen, al zullen jullie dat nog niet gemerkt hebben.

Vandaag kreeg ik voor 't eerst mijn ziekenvoeding: gesmeerd brood, een liter volle melk en purée met botersaus en bladgroente in plaats van stamppot - het is lekker en veel. Ik schreef zo parmantig dat ik de oude Yvo zou blijven, maar ik ben gaan twijfelen. Ten eerste heb ik natuurlijk geen punt van vergelijking: ik ben voor mijzelf misschien onmerkbaar veranderd, en ten tweede zijn twee van mijn meest fundamentele capaciteiten verloren gegaan: ik kan niet meer eten en ik kan niet meer slapen en ik heb er ook geen behoefte meer aan. Toen ik hier kwam, sliep ik met gemak achttien uur per dag, nu nog maar zes en dat is ruim voldoende, de rest van de dag ben ik ondraaglijk uitgeslapen, zonder Pervitin, en ik heb er niets aan. Tegen de tijd, dat ik plezier van

[p. 48]

de lange dagen zal kunnen hebben, zal dit natuurlijk weer veranderen. Ik overweeg de mogelijkheid van een onvicieuze cirkel: weinig eten leidt tot ascetisme, ascetisme tot weinig behoefte aan slaap. On verra.

Van eten gesproken: de kapitein verliet mij juist midden in het recept van zakkoek, een zeespecialiteit, dat nu dus verloren is gegaan.

Het gaat mij nog altijd goed, al vind ik wel, dat er na drie maanden weinig vruchtbaar meer over het eigen ik nagedacht kan worden; ik begin het nu langzamerhand jammer van mezelf te vinden dat ik zo zonder iets te doen hier moet zitten. Mocht ik Woensdag weer geen bezoek krijgen, kun je me dan geen getypt bulletin sturen over de stand van zaken? Getypt, omdat dat weinig plaats inneemt en in één oogopslag gelezen kan worden. Wil je fluiten, dan alleen 's avonds om negen uur, overdag, zoals de laatste dagen tweemaal, is niet te volgen door lawaai binnenshuis.

Misschien is dit voorlopig de laatste brief; de kans bestaat natuurlijk op twee onbetrouwbare schurken als celgenoten. Ik hoop natuurlijk van niet. De groeten aan allen, deel hier en daar wat glimlachjes uit, wat zoentjes en wat charme, zoals ik je dat leerde en waarin je me overtrof en wees gegroet met veel hartelijks en charmants, Yvo.

In de wijk San Barnabo in Venetië leefden, op kosten van de staat en van giften van rijke familie, de verarmde patriciërs, die omdat zij patriciërs waren, op geen andere wijze in hun levensonderhoud mochten voorzien. Zij werden algemeen als parasieten geminacht en Barnabotti genoemd, enkelvoudig Barnabotto.

De onthulling van deze subtiliteit van onze erudiete vriend kun je vinden in een werkje van Rafael Sabatini, in het Nederlands vertaald onder de titel ‘Onder dubbele vermomming’. Uitgever J.P.C. Kruseman, Den Haag. Z.j. pag. 46.

Notitie voor H.10

 

B-vleugel, boven, medio Augustus

Dinsdagavond.

Mes Braves, Opnieuw woon ik in more than half of Paradise; omringd door onzichtbare maar niet onbekende beschermengelen leef ik opnieuw in uitgezocht gezelschap, met Meakins, en met naar ruwe schatting, 2169 calorieën per dag en deze situatie verkies ik boven alle andere, behalve de vrijheid; laat mij hier blijven als het kan. De student van mijn leeftijd is zo aardig als een N.C.S.V.-er maar zijn kan en nog iets meer, 't is een intelligente Indischman, pro-Indonesisch, die na jaren les te hebben gegeven op Inlandse scholen, nu ethnologie studeert en dat op een aller-aardigste manier opvat, onder andere zichzelf Grieks heeft geleerd om de Griekse mythologie met de Maleise te kunnen vergelijken. Hij heeft veel meegemaakt en is toch aardig onvolwassen

[p. 49]

en misschien verliest hij zijn Christendom ook nog wel eens. We babbelen uren met elkaar, dat soort conversatie dat een ‘penser à deux’ is: na zeven weken geestelijke constipatie heb ik weer geregelde ontlasting - ik voel me heerlijk opgelucht en feestelijk. Nu ik het toch over lagere functies heb: ik blijf de oude Y.! Ik heb weer honger, ook na 2169 calorieën en slaap weer lang, diep en lekker.

We zijn nu weer met z'n tweeën, maar hebben van Zaterdag tot Maandag een anti-revolutionnaire advocaat uit Alkmaar geherbergd, die niet wist, waarvoor hij gepakt was en na iedere maaltijd een hoofdstuk uit de Bijbel las - ik kan geen bijbel meer zien - en als typerende uitspraak had: Wij Calvinisten hebben altijd gezegd: met God zonder vrees, we hebben de plicht, om dat nu te tonen. Verder een oninteressant man.

Bij nader inzien had de kapitein dezelfde practische psychologie als B. en die mij die van een handelsman lijkt; antwoord op vier vragen: in hoeverre begrijpt hij mij, hoever kan ik hem vertrouwen, hoever kan ik hem voor de gek houden en hoe houd ik hem te vriend. Als je ziet hoe subtiel dat systeem, dat in een heel korte tijd resultaten moet geven, soms is, dan is het te betreuren, dat onze handelslieden niet schrijven, want we zouden een alleraardigste psychologische literatuur hebben. Overigens was de kapitein één van de weinige mensen, die ik ooit zonder enig voorbehoud het genot van stierengevechten heb horen roemen, hij ging er altijd heen. Hij stamt uit een oud geslacht van Groningse zeevaarders en is op een on-agressieve manier volstrekt ongelovig.

Op een van de avonden, dat ik alleen was, heb ik 's avonds mijn potlood verstopt en 's nachts vergeten waar en heb de volgende ochtend een half uur moeten zoeken, vóór ik het weer had; zoveel mogelijkheden biedt een cel om dingen te verbergen. Er zijn twee manieren van verbergen: technische en psychologische. Technisch is: in allerlei gaatjes, onder de zitting van de stoel, achter de poten van de kast, tussen de verwarmingsbuizen, onder de matrassen, in het bed, in een kapot kussen, in en achter het verduisteringskarton, achter het matglas van het raam, opgehangen aan ijzerdraad, gestolen van de luchtplaats. Psychologisch is: niet verstoppen, en onder, of zelfs in de ton, 't laatste door ophangen aan de deksel. Niet één bewaker acht een gevangene daartoe in staat, zelfs de coprophile moffen niet.

Groet allen, vooral F. en de haren, vele goede wensen en een vriendelijke handdruk van Yvo.

Mocht zich ooit ene F., oud-celgenoot, bij je vervoegen, behandel hem koud, ja onbeschoft.

 

B-vleugel, boven, eind Augustus

Salut! Dit handelt uitsluitend over jullie grenzenloze stommiteit. Gisteren schreef ik een dergelijke brief, die moest ik vanmorgen opeens vernietigen, omdat ik op transport naar Vught ging. Daar ben ik vanmorgen, vlak voor het vertrek, uitgehaald en nu zit ik weer hier.

[p. 50]

De eerste woede is iets gezakt, hier volgt de tweede:

Kapitale stommiteit no 1. B. schreef veertien dagen geleden een adres op een kleine gele enveloppe, daarmee werd een deur opengezet, waardoorheen veertien dagen niemand is binnengekomen. Nu schrijft E. waar is de ingang? wel GVDGVDGVD! Maak liever geen lollige plannen voor het dak van het Barlaeusgymnasium, maar let op zulke dingen. Als man en paard niet genoemd worden en dan nog minstens drie maal achter elkaar, dan snappen jullie niets. In mijn vorige brief schreef ik over G.V. en het boek van Gide, dat hem toekomt. Informeer bij B. en lees de betreffende passage nog eens over. Probeer godverdomme jullie hersens eens te gebruiken. Realiseer, dat ik zestien uur per dag nadenk over wat ik schrijf en dat dus ieder woord wat betekent. Jullie lezen over alles heen.

Kapitale stommiteit no 2. Sinds Mei schrijf ik en praat ik over de studieboekenkwestie en jullie hebt nog altijd niet begrepen, waar het om gaat:

I De studieboeken die ik had - ik heb ze vanmorgen op moeten ruimen, waarom, dat volgt - kon ik bij een celvisitatie niet verantwoorden, de vraag, hoe kom je daaraan, kan ik niet beantwoorden. Daarmee loopt niet alleen ik, maar ook een ander RISICO.

II. Daarom is het volstrekt noodzakelijk en daar leg ik al sedert Mei de nadruk op, dat ik legaal boeken krijg. Het gaat mij niet om de boeken, ik had, wat ik nodig had, maar om legale boeken, boeken, die ik openlijk en opvallend krijg, zodat het Duitse en andere onbetrouwbare personeel hier weet, dat ik iemand ben met studieboeken. Ik schreef in die geest al zeker een keer of drie en sprak er nog over met B. en nog steeds vragen jullie, of het zin heeft, om ze in de was te smokkelen. Zoiets is om dol te worden.

III. Legaal zijn er drie methoden: a. Den Haag. b. Euterpestraat. c. tegelijk met het was halen of brengen via het bureau hier, dat schreef ik al in Mei. Hopelijk is de zaak nu duidelijk.

Gewone stommiteit I om een klein en gemakkelijk te smokkelen potloodje aan een groot pak vast te binden.

Gewone stommiteit II om geen suiker in kleine zakjes mee te brengen waar ik al eenmaal over schreef (voordelen: 1) hoge voedingswaarde. 2) gemakkelijk te smokkelen. 3) suiker is normale celinhoud, behoeft dus niet verstopt te worden (Anmerkung für Esel).

De bewaker bij dit bezoek was N.S.B.er, maar niet ongeschikt, daarom was het moeilijk om het V. duidelijk te maken.

N.B. Bij bezoek is alleen die bewaker, die door mij als betrouwbaar aangeduid wordt, in zijn bijzijn, goed. Alle anderen onbetrouwbaar.

N.B. Hopelijk begrijpen jullie dat?

Godsdonder wat zijn vrije mensen stom; ter verduidelijking van de algemene situatie: ALLES IS VERBODEN. Alles wat tegen dit verbod in gedaan wordt, moet a) gesmokkeld, b) oogluikend toe-

[p. 51]

gestaan en moet dus de schijn hebben niet te gebeuren, c) openlijk overtreden, de laatste mogelijkheid bestaat, maar is zeer zeldzaam. Je moet tegelijkertijd met alle drie rekening houden. Precedenten gelden niet. Wat gisteren mogelijk was, kan vandaag niet meer. Nog iets: de Hollandse bewakers staan onder de Duitsers. Mijn risico is dus het hunne en dat van hun familie.

In de studieboekenzaak loopt D. gevaar (ik schreef over C2 H5 OH wat hem betreft, jullie lazen natuurlijk de P. Retina en cortex ceribri zijn beide in hoge mate defectueus). Dat ik over alles driemaal moet schrijven en steeds duidelijker, verhoogt hun risico en dit is geen kinderspel. Als ik het hier plezierig heb en geen hondenleven, dan heb ik dat alleen aan hen te danken en nauwelijks aan jullie. Jullie dwingen me er toe, om deze dingen openlijk te schrijven, wat idiotie is; en ik hoop, dat het niet meer nodig is.

Ik ben sinds gisteravond eigenlijk verdomd nijdig en heb geen zin iets anders dan gescheld te schrijven. Enfin. Jullie zijn wel lief, maar zo dom. Vale! Y.

 

B-vleugel, boven, eind Augustus

Mes Braves, dat wij allen onze ergernis over de Boches op elkaar gelucht hebben, heeft mij althans, veel goed gedaan zowel om het schelden als om het uitgescholden worden. Onze correspondentie kreeg iets wee's, van wederzijdse appreciatie en aardig vinden. Ook vind ik jullie minder dom. Er is nog iets merkwaardigs gebeurd: sinds het bezoek van de P. ben ik helemaal in de legale sfeer geraakt (juridische sfeer is juister) en vind opeens, dat ik er recht op heb (G.V.D.) om vrijgelaten te worden.

Voordien zou zo een absurde gedachte niet in me zijn opgekomen. Nu zit ik ook weer met een beetje hoop, gelukkig niet genoeg om me wanhopig te maken, maar ik heb er toch meer dan genoeg van langzamerhand.

Wie mij nu zou kunnen zien - maar dat kan, dank zij een vernuftig samenstel van handdoeken en ton-scherm gelukkig niemand - die zou een vent zien, die met drie vingers op een stukje papier zit te krassen, het stukje potlood daartussen is zelfs van heel dichtbij met moeite voor het blote oog waarneembaar. Dit is weer een Romantisch Detail uit het Leven eens Gevangenen. Een ander is de spin. Ik heb gezien, hoe een web gemaakt wordt, iets waarvoor nog geen gezond mens het geduld gehad heeft, dunkt me, maar het is fascinerend. Derde aardige detail: de rups. Die is van klein, groen springertje, een dikke bruine matrone met haren geworden, in één nacht tijd. Maar dat heeft me toch nog niet zo'n gekke kijk gegeven op de dolzinnigheid in de natuur als een vrij regelmatig terugkerend avondtafereel: deux pigeons qui font l'amour, mais verticalement, op de nok van het dak. Enfin.

Gisterochtend stak er opeens een blozend verpleegstertje het hoofd om de hoek van de celdeur en bood ons namens het Nederlandse Rode Kruis appels, koek en kaas aan. Vannacht droomde ik, dat ik 's nachts buiten op straat mocht slapen in een grote kinderwagen, dat om vijf uur 's morgens de verpleegsters kwamen

[p. 52]

om mij binnen te brengen, in de gevangenis (iedere ochtend) en dat ik dacht: als die suffers dat nou maar wisten, dan konden ze, als ze vóór vijf uur even hier kwamen, m'n hele wagen vol eten stoppen. Maar ach - droomde ik - je kunt van H. ook niet verwachten dat hij vóór vijf uur opstaat. Een verhelderende droom, wat onze verhouding betreft.

 

Lectuur Herderschee en Harriet Beecher Stowe, de Vloek der Slavernij, drakerig maar slim en Cornelia Noordwal, het allerergste en Emmy van Plokworst ochotochot etc.

Ik verlang zo naar Diderot, (maar legaal). Goed. Ik schrijf niet meer en niet aan jullie afzonderlijk, want hoe vol mijn hart ook is, mijn hand is te leeg aan potlood en te stijf ook, een te onwillig instrument geworden om nog etc. etc.

God bless you all, the old bastard, au revoir, Y.

Ik had bijna in Dachau gezeten, hoorde ik me daar!

 

Eind Augustus.

Mes Braves. Gisteren had ik een soort kater na jullie bezoek. Gedeeltelijk omdat weer als rem die zelfde verdomde bewaker erbij was, die ook bij V. al zo stoorde, gedeeltelijk omdat alles bij elkaar zo mooi was dat ik enerzijds het gevoel had nauwelijks meer gevangen te zijn, anderzijds de absurditeit van onder deze condities nog opgesloten te zitten, extra-sterk voelde. En dan nog: stel je de man op het onbewoonde eiland voor, in wanhoop omdat het schip voorbij is gevaren, opeens door gejoel en gelach achter zijn rug erop opmerkzaam gemaakt dat hij op een schiereiland zit, alleen door een hek op het schier gescheiden van een dichtbevolkt bevriend land. Maar ook: dat mijn boosheid zó prompt en zo volledig succes zou hebben heeft zelfs de oermagiër die in mij woont niet durven hopen. Aangaande de bewaker: de man is niet ongeschikt, zelfs vriendelijk in allerlei dingen, maar hij steelt eten van gevangenen. Is bewaker in Ommen geweest en is zeker niet te vertrouwen, pas op je woorden als hij er soms weer bij mocht zijn.

Inmiddels heb ik het heerlijk, so druk dat ik nauwelijks meer tot schrijven kom. 's Ochtends Diderot, 's middags van twee tot zes uur in de zon lopen, zitten en liggen Italiaans leren (de duitse grammatica is prettig, de italiaanse weet ik nog niet). Maar nu ik alles heb wat mij ontbrak mis ik toch de volkomen rust die ik in A 2/17 had, pijnig ik me met het idee dat het een echte moffenstreek zou wezen, om me nu opeens vrij te laten, zodat ik er geen plezier meer van zou hebben.

De assuradeur B. - nieuwe celgenoot - is een vijfenzestigjarige oom van K., een vervelende gentleman, een braaf, zeer fatsoenlijk en niet uitgesproken dom man, maar met de bekende reizen in Zwitserland, Italië, Zweden en Engeland en uitsluitend commentaren op eten, drinken en prijzen. Verhalen over familie-verhoudingen en meidenmisère en vier à vijf boeken. Vindt de Zilven zo'n prachtig hotel, weet van welke familie het vroeger

[p. 53]

was, wat het gekost heeft etc. etc. Toch is deze man een ‘buitenstaander’ in elk opzicht. Manque totale d'idées générales. Op een bepaald niveau - zaken - toch Holland's glorie dunkt me. Maar één kapitein is honderd van zulke baasjes waard. Verder is hij twee meiden (met misère en al) gewend en is dus lastig. Huilt af en toe, morst ontzettend met zijn eten en zijn plassen. En heeft nog steeds sterke verhalen over zijn schutters-tijd, die nog even vervelend zijn als ze in 1908 al waren. Ik hoop dat hij gauw weggaat.

Ik hoop ook hier te blijven, zolang ik toch opgesloten moet zitten - ik heb niets geen zin in Vught. Jullie weten hoe conservatief ik ben, en toen ik vorige week drie uur in dat transport stond, merkte ik hoe ik me in de loop der maanden aan dit oude gebouw gehecht heb.

 

30 Augustus

Alle boeken gekregen, dit bloc gekregen en potlood gekregen. Ik ben bizonder blij met de boeken waar ik om vroeg, maar ook en vooral met de boeken waar ik niet om vroeg, en die getuigen van een geestige en intelligente keuze. Tous mes compliments! Met dit grote papier onder mijn potlood doorleef ik weer dezelfde geestelijke expansieneiging (met een Grieks woord ‘extase’) als verleden jaar winter, toen het eindeloze Westeinder-ijs onder de schaats lag. Van te voren smeek ik om vergiffenis om alles wat ik mocht schrijven. Allereerst over mijn tweedaagse avonturen met het hier aanwezige Krankengut. In grote lijnen moet ik helaas mijn Sanitäter gelijk geven: het gros zijn ‘zweitklassige Menschen’, maar daarbij zulke bizarre! Als ze elk alleen in een cel zaten zou het niet zo gek zijn als het nu is, nu een speels noodlot allerlei dwaze contrasten bij elkaar heeft gestopt: een lange sombere hond met een ongekamde bos haar en maagklachten zit met een dik kaal gekje vol zotte grapjes en een groenachtige onderwijzer etc. etc. Gezichten hebben de meest uiteenlopende en onwaarschijnlijke kleuren zie je hier opeens. Dubout zou met zijn misanthropie zijn hart hier op kunnen halen. Met dat al heb ik genoten van twee vrije dagen, maar betreur ze niet, nu ik de zoveel grotere en onvervreemdbare vrijheid van lezen en schrijven heb; bovendien krijg ik mijn bewegingsvrijheid langzamerhand wel weer terug.

Er is nog een morele kant aan deze zaak. De Sanitäter neemt de plaats van de ziekenvader in, die zijn werk voortreffelijk deed, daar is iedereen het over eens. Waarom hij opzij gezet is, is niet duidelijk. Mocht de Sanitäter slecht werken, dan wordt het hier met scabies en luizen een rotzooi en wordt de ziekenvader weer aangesteld misschien. Mijn medewerking verkleint die kans natuurlijk aanzienlijk. Het is weer het oude ‘fatsoenlijke-collaboristen-dilemma’, in mijn geval vertroebeld door een grote vrijheidsdrang na vier maanden opsluiting. Deze drang is inmiddels na twee dagen alweer vrij aardig bevredigd, zodat ik nu maar

[p. 54]

afwacht hoe de zaak zich ontwikkelt zonder dat ik er iets aan doe. Er zou namelijk vrij gemakkelijk iets te doen zijn, omdat alle complicaties ontstaan zijn, doordat de Sanitäter in rang (Hauptscharführer) hoger dan de commandant (Unterscharführer) buiten hem om mij te werk heeft gesteld, terwijl in deze dingen de comm. te beslissen heeft, wat de Sanitäter nog altijd niet weet, en wat ik hem dus maar niet vertel. Dan wordt in deze zaak nog een onoverzichtelijke - misschien in het geheel geen - rol gespeeld door een hoofdbewaker, die waarschijnlijk pro-ziekenvader en bovendien anti-mij is, en door een gewone Duitse wachtmeester die zeker het land aan mij heeft. Ik vlei mij niet met de illuzie, dat mijn werk - afgezien dan van het ongedierte - op enigerlei wijze van bijzonder voordeel voor de gevangenen zou zijn: als ik meedoe is het uitsluitend voor mijn eigen plezier en dat is op het ogenblik intra-cellulair al groot genoeg, zodat er zelfs in de spiegel al papiertjes hangen met dagindelingen tot en met Zaterdag, omdat ik anders niet weet hoe ik met het werk klaar moet komen. Italiaans bijv. is al teruggebracht van vier tot één paragraaf per dag, omdat er anders te weinig tijd voor andere vakken overblijft. Het celbestaan heeft overigens weinig verandering ondergaan; alleen is de oude wens: ‘Give me men about me, that are fat’ vrijwel in vervulling gegaan. We zijn nog steeds met drie, en de oude baas wordt iedere dag onsmakelijker en suffer, we geloven dat hij wel gauw dood zal gaan. Ook is hij aan het bidden geslagen, eerst alleen 's avonds in bed, halfluid (of halfzacht), de laatste dagen ook vóór het eten; naarmate hij versuft, worden de gebeden langer, de pogingen tot conversatie minder frequent, korter en stereotyper. Hij is een schijnheilige egoïst. We doen vrijwel alsof hij al gestorven is.

Nu de periode der derderangs-lectuur wel geëindigd lijkt, enkele observaties hierover: de grote fout van derderangs-auteurs is, dat zij té opgetogen zijn over hun helden en heldinnen, zodat die voortdurend beschreven worden als zulke bizondere mensen, terwijl de ongelukkige schrijver alleen maar in staat is om hen de meest middelmatige dingen te laten zeggen en doen. Het eerst is mij dat opgevallen bij Marsmans Dood van Angèle Degroux, maar het is bij iedere slechte roman te vinden. Je zou als schrijver de held moeten presenteren met een zeker dédain, als een gewone, misschien zelfs wel ietwat vervelende vent, en de hierdoor in slaap gesuste bourgeois épateren met de meest grandioze daden en gesprekken. Dit lijkt overigens wel de manier waarop aardige mensen zichzelf presenteren - wat begrijpelijk is, omdat die na levenslange dagelijkse omgang zichzelf heel gewoon vinden. Verder is de psychologie, vooral van de Hollandse derderangsroman, een typische Epidermal-psychologie (om een term van Nietzsche iets verschoven te gebruiken), d.w.z. alles wat zij doen zou net zo goed gedaan kunnen worden door mensen met een totaal ander karakter; als je er op let worden deze boekjes daardoor erg zot. Voorlopig heb ik geen nieuwe boeken nodig, jullie horen wel weer wanneer wel.

[p. 55]

Begin September

De Woensdag was zeer bijzonder: bijna de hele dag heen en weer rennen voor Sanitäter-gehilfe werk (d.w.z. eenvoudige eerste hulp en geestelijke bijstand) en tussendoor jullie bezoek.

Bizonder prettig was het de oude B. weer eens te zien - 't bizondere zat 'm in het lang niet gezien hebben, dit om niemand jaloers te maken - ook van de anderen heb ik genoten; mijn moeder vond ik nu juist zeer reëel, blijkbaar heb ik me de vorige keer vergist.

's Avonds hielden wij een maal, zo goed als alleen maar in gevangenissen mogelijk is: de tafel staat tegen de muur, wij drieën zaten aan het hoofdeinde, en aan de voortzetting die zich zonder moeite door de muur laat denken, zaten jullie allen mee aan, en als bij de bruiloft van Pijke Koen werd bij ieder nieuw gerecht een der gevers dankbaar toegesproken.

Er waren veel genodigden, maar we hebben er niet veel van gemerkt, omdat we eigenlijk alleen maar op dat beestachtig lekkere eten gelet hebben. Goed.

Donderdagochtend weer het gewone werk, 's middags maakte ik op verzoek van de Sanitäter (op een suggestie van mij) met de hoofdbewaker van alle gevangenen de diëetvoeding weer in orde - dat was veel maar lonend werk. Vrijdagochtend werd ik door een wachtmeester aangeblaft dat ik helemaal niet los mocht lopen en een doodgewone gevangene was, zodat ik weer in mijn cel werd opgesloten; Zaterdagochtend hoorde ik dat ik mijn boeken niet zou krijgen, 's middags dat ik ze wèl zou krijgen, maar ik heb ze nu nog steeds niet. Als jullie dit lezen zullen jullie zeer verontwaardigd zijn over het eigengereid optreden van de commandant en vol medelijden met mij - maar dit laatste is ten onrechte, ik ben helemaal niet ontevreden en nogal vrolijk over de dessous en de ontwikkelingsmogelijkheden van deze schijnbare catastrophen, waarover meer aan het einde van deze brief.

Mijn baasje is - of was - een brave man van 57 jaar, waarvan ik in twee dagen al bijna alles afweet, maar die ik nooit aan het huilen zal kunnen maken, want hij heeft me trots verteld, dat hij dankzij ‘ein kleines Mädel, niewahr?’ dertig pond is afgevallen en zijn buik weer in kan trekken, dus via vrouw en kinderen zullen er geen tranen te ontlokken zijn. Misschien op andere wijze? In ieder geval is hij enorm ijdel en daar heb ik al veel plezier van gehad en hoop er nog meer van te hebben, plus tard.

Hier even als aphorisme: het toegestaan krijgen van voorrechten is jullie werk (boeken, brieven schrijven, vrij rondlopen etc.) en het langzaam realiseren daarvan is het mijne. Ik heb goede hoop even goed te slagen als jullie. En over de schijnbaar onaangename ontwikkeling na Woensdag nog: hier worden gebeurtenissen nooit ingedeeld in goede of slechte, althans pas op de allerlaatste plaats; voorop staat dat iedere gebeurtenis goed is, als afwisseling, en ik heb zolang ik hier ben nog niet zulke gevariëerde veertien dagen meegemaakt.

Een kleine bijdrage tot de ethnologie van de vreemde volks-

[p. 56]

stam, uit gegevens en observaties van mijn baasje en de inboorling die ± 3 maanden geleden 24 uur lang zijn tegennatuurlijke neigingen te mijnen opzichte moest bedwingen. Het is werkelijk waar dat voor deze mensen de Organisatie de levensbron is: de oorzaak van hun trots èn van hun angst, van hun belangrijkheid en van hun nietigheid. De beambten uit ‘der Prozess’ zijn beklemmend levenswaar, in het leven van deze mensen bestaat naast de organisatie bijna niets. Er bestaat een zó eindeloze hiërarchische differentiatie dat het systeem niet meer te overzien is, en daarom eerbied inboezemt, maar het gevolg is in de eigen, nog wel overzichtelijke kring, voortdurende achterdocht en naijver. Omgang met lageren is verfoeilijk, met hogeren dus onmogelijk, met gelijken gespannen. ‘Freunde’ zijn gelijken in rang, waarmee je bier drinkt omdat je dat niet alleen kunt doen, verder betekent het woord niets. Het gevolg is een beklemmende vereenzaming, (die op het eerste gezicht, en paradoxaal op individualisatie lijkt!) die weer tot gevolg heeft de neiging om althans gezamenlijk te voelen wat sij voor elkaar niet meer kunnen voelen. Iedere keer, dat ik in nader contact kom met één zo'n ambtenaar, merk ik dat ik de man zeker niet kan haten - maar dat wist ik al wel - niet eens kan verachten, alleen heb ik er een grenzeloos medelijden mee (als medelijden het gevoel is, dat ik zelf een dergelijk bestaan niet zou kunnen verdragen) en ik voel me als een oudere tegenover een kind - allerlei reacties die volkomen ontbreken t.o.v. een willekeurige Hollandse arbeider of Oom B., mensen die toch ook veel missen.

Ik geloof dat het 'm zit in het aanbidden van juist deze valse god - organisatie - die zoveel ellende en zo totaal geen plezier geeft, want zelfs het machtsgevoel is vergiftigd door angst. Ik zou wel willen weten, hoe degenen die bovenaan zitten zich voelen.

Dag! Y.

 

Vught, eind September

Mes Braves, 't Bevalt me hier best, 't soort mensen - geadapteerde psychopathen, als je wilt - en de volkomen onburgerlijke sfeer liggen mij wel, maar het kan zijn dat ik de toestanden een weinig vervals en door een gekleurde bril bekijk. In ieder geval leef ik zo geregeld en gezond als de laatste drie jaar wel niet meer mogelijk is geweest, en ik voel me dan ook uitstekend. Ik nam Vestdijk, Nietzsche en Bleuler mee, heb de rust, de gelegenheid en de tijd, maar niet de behoefte om ze te lezen. Het is een vreemde uitzondering als ik hier iemand ontmoet die ik niet op de een of andere manier ken, en zo valt er ontzettend veel te praten. Dit maakt het hier Nia in zijn aardigste momenten, en von der anderen Seite: donder avond in de fleurtijd, waarbij ik zeker in een goed dispuut zit.

Denk niet dat ik ongeduldig ben, wat dat betreft is deze situatie beter dan de voorafgaande halve vrijheid met het prettige en ondragelijke voortdurende contact met jullie. Zelfs zó weinig ongeduldig dat ik ‘na afloop’ hier blijf om de zaak te helpen

[p. 57]

liquideren. Wanneer jullie de indruk hebben dat ik sentimenteel en melancholiek ben - misschien - dan komt dat omdat ik wat meer aan jullie denk als ik schrijf: buiten die tijden ben ik zo vrolijk dat er door sommige mensen aanstoot aan genomen wordt en veel mensen er plezier van hebben. Ik heb hier voor het eerst behoefte aan philosophie, niet voor mezelf, maar voor diegenen die zich nooit hebben afgevraagd waarom ze het prettig hadden en die nu met grote ogen naar de zin van alle ellende vragen; om ze te troosten en aan hun geklets een einde te maken - wat misschien hetzelfde is. Nu het met philosophie niet kan doe ik het maar met een grapje - wat misschien ook hetzelfde is.

Mijn positie is inmiddels duidelijk geworden: ik word beschouwd als een wetenschappelijk betrouwbare en ongevaarlijke zot, dank zij jullie brief aan de leiding, en een paar orakelspreuken van mij die toevallig zijn uitgekomen en mijn non-conformistisch gedrag. Ik voel mij dus zeer safe, omdat ik mij niet behoef te forceren. Dat ik mij met een elegant verhaal gered heb uit een verboden situatie waarin ik betrapt werd, heeft mijn positie naar beide kanten - de zotte en de betrouwbare - nog maar versterkt.

Dit wat de leiding betreft, aangaande het milieu: zoals het kamp in handen is van de communisten, zo is de fabriek, waar ik dagelijks kom, in handen van de plutocraten, en een ‘middenstand’ bestaat er niet, dat maakt het hier zo prettig. Beide categorieën zijn o.h.a. honnête, ondeugend, intelligent en actief; het laat zich denken wat voor contact ik vind. In m'n kamer ben ik bezig om de idiote controverse tussen beide kasten weg te werken en van het gebied der dagelijkse omgang terug te dringen op zuiver ‘academisch’ terrein, waar hij hoort, wat mij met behulp van P. vrijwel gelukt is, wat mij tot de stelling heeft gebracht dat je van iedereen alles gedaan kunt krijgen. Wat al dese dingen betreft is het hier een prachtig sociaal speelterrein, waar allerlei ‘levenslisten’ - om een fraai woord van H. te stelen - overzichtelijk in practijk gebracht kunnen worden.

Verder kom ik vrijwel dagelijks - zakelijk - in contact met de andere kunne, waar velen hier niet tegen kunnen, maar wat voor mij even plezierig is als het uitzicht op de geranium die ik me ‘georganiseerd’ heb, dat is hier de term voor alles wat je hebt, maar niet kunt hebben, en wat nergens vandaan komt.

Wat het voor mijzelf in de war sturen betreft: hier is de zuivere ‘Prozess’-sfeer. Wie zich slecht gedraagt krijgt een slecht ‘Führungsbericht’, maar wie zich goed gedraagt soms ook. Heb je een slecht F.B. dan word je later losgelaten, maar soms ook eerder, ondanks dat. Niemand weet er het ware van en niemand weet wie erover beslist, en ik geloof dat zelfs de allerhöchste Stelle in het duister tast. Daarom ga ik maar mijn eigen gang, tast in het licht, en heb plezier.

God bless you all, Yvo.

 

Vught, 16 October

Sixième lettre par cette voie. Hoeveel ontvingen jullie er al? Deze geschreven in de ongestoorde rust van een nachtwake. Jullie zijn

[p. 58]

genieën op het terrein van epistolaire verborgenheid, maar ik zal er zeker vreemde ontbijtgewoontes van overhouden. Duid de plaats aan door op het lijstje te zetten: dit en dat van Oom, dat spaart mij veel St. Nikolaasachtig gezoek.

Stuur mij ook geen dingen waar ik niet om vraag, hoe lief bedoeld ook, vergeet niet dat ik iedere dag een paar uur wandel, en dan steevast iemand spreek, die weer iemand kent die... of die zelf... etc.; het is een voortdurend geven en nemen hier, waarbij tenslotte, dat is duidelijk, iemand te kort moet komen, maar wij niet. Bij deze ontmoetingen babbel ik graag en veel en hoor dan allerhand verhalen, soms zo grandioos, dat je met Trojaanse helden meedavert over de slagvelden, of zo vreselijk dat je van verontwaardiging staat te trillen op je benen (dat kán, ik weet het nu) of zo gek dat je schallende lach ver verwijderde wachtposten in hun Beziehungswahn tot kledinginspectie drijft, en dat je zelf een blokje om moet lopen, omdat het eerste gebod is: niet opvallen.

Het gaat hier steeds beter, ik raak meer ingeburgerd en overzie nu practisch alle hier zo merkwaardige hiërarchisch-affectieve-politieke verhoudingen, waardoor ik het idee heb gekregen, wel vrijwel een vaste aanstelling te hebben, die nogal een stootje hebben kan, maar ik hou nog altijd een vage hoop, dat het niet voor lang is. Bovendien is een superieure collega gearriveerd, waar ik veel genoegen om en mee heb, zodat het dreigende gevaar, dat ik hier uitgekeken zou raken en me dan gaan vervelen wel afgewend is. Bovendien gaf hij me voor na de oorlog de beschikking over zijn huisje in Cap Breton, in de Pyreneeën en aan de Atlantische Oceaan, dat is een prettig perspectief.

Ik heb ook het gevoel dat ik hier niet prettiger maar wel meer leef dan buiten, acuter, met een ‘carpe momentum’ en een voortdurende strafdreiging als piment, en schaterlachend achter een correct masker, zoals alles theater is in deze schijnwereld, van hun kant, van onze kant, van hoog tot laag, al lijkt het voorlopig alsof de commandant zijn taak ernstig opvat, wat zeer onaangenaam is. Maar ook hij is - begin van demoralisatie - 's ochtends al eens dronken geweest, door iedereen met spanning verwacht en luide toegejuicht nieuws.

Vandaag ontdekte ik een nieuwe passe-partout voor keuken-bezoek: een doos met faeces-buisjes voor Typhus-onderzoek van het personeel, het heeft de allerergste test glansrijk doorstaan. Er zijn nog twee andere dingen waarmee je overal komen kunt: een actemap en een harkje, 't laatste voor mij natuurlijk onmogelijk, 't eerste prachtig: met bijpassend gezicht loop je overal in en uit zonder dat iemand je iets vraagt. Met het harkje kom je ook het hele terrein over, en er gaat de legende dat er zich eentje uit geharkt heeft, 's ochtends vertrokken om te gaan harken, 's avonds niet teruggekomen.

Goddank is het prikkeldraad rondom heel lang, en het gaatje waar je in, en hopenlijk ook uit gaat, zo klein dat je vergeten kunt, dat het er is en je er niet iedere dag als een magneet naar

[p. 59]

toe getrokken wordt. Overigens omsluit dat prikkeldraad een alleraardigst bos, waar ik, gewapend met vlijmscherpe uitvluchten, kleine maar heerlijke herfstcwandelingetjes maak. Het is hier veel minder erg dan jullie denkt en soms kijken we elkaar eens aan en glimlachen dan: Ze moesten daarbuiten eens weten; en het is hier uit te houden omdat de erge dingen zich weg laten denken, en op den duur wen je er aan. Deprimerend zijn alleen op den duur de politieke gesprekken, door hun gelijkvormigheid en de botheid van mensen die niets hebben bij-geleerd, dat doe ik dan ook zo weinig mogelijk meer.

De nieuwe beeldhouwer is bijzonder aardig, het is een genot om weer eens met een andere (een nieuwe) geestige en fijnzinnige man te kunnen praten, practisch zonder hobby's en met veel goede smaak in handen en hoofd. Ik heb het gevoel, dat zich langzamerhand een soort intellectuelengroepje - het woord zonder valse schaamte gebruikt - vormt, tussen de communisten en de plutocraten in, en tenslotte is dat mijn respirabele atmosfeer - naast de Fransen, die een troostrijke oase zijn tussen het Duits-Hollands getier, rustig zichzelf blijven, toonbeelden van menselijke waardigheid.

Groet allen, vele goede wensen, Yvo.

 

13 November

Mes Braves, in de volstrekte rust van de nacht en prettig helder in het hoofd kan ik eindelijk weer eens een brief aan jullie schrijven. Vandaag ben ik enorm boos op Rauter, niet alleen omdat hij mij niet vrijlaat, maar bovendien omdat hij mij m'n kampvriendinnetje F. ontnomen heeft. Zij wandelt en wordt door hem aangesproken waarom ze hier zat en dit en dat, enfin het ene woord haalt het andere uit, zij betuigt haar onschuld, hij noteert haar naam en nummer, en vanmorgen wordt zij vrijgelaten; ze zal nu wel weer op het hofje zijn denk ik. Hij schijnt hier vaker te komen en meer van dit soort grapjes uit te halen: Haroen al Raschid bij de dwangarbeiders. Met dat al ben ik mijn vrouwelijke aanspraak kwijt, en zal, nu ik dit wekelijks zuiverend kwartiertje mis, wel hopeloos vergroven en verruwen, vooral ook omdat het de laatste dagen nogal onweersachtig is geweest. Blijkbaar heeft iedereen achter in het hoofd het idee gehad, dat de oorlog 11 Nov. afgelopen zou zijn, en nu het nog altijd doorgaat, en ook deze winter zeker nog door zal gaan, lucht iedereen zijn ergernis op duizend verschillende manieren, zodat er geen afdeling van het kamp is waar niet enorme ruzie is geweest, tussen alle instanties en alle personen die maar ruzie kunnen krijgen, ook ik heb mijn deel gehad en voel me nogal opgelucht.

Een pakje met eigenlijk niets dan luxe, dat is ongehoord prettig om te krijgen. De jampot was gebroken, maar de inhoud nog bruikbaar en hoe. 't Is overigens weer het oude lied: juist als je alles voor elkaar hebt, moet ik je weer vertellen dat er nu maar weer één pakje per week, zonder gewichtsgrens (d.w.z. tot ongeveer 4 kg) is toegestaan, met zeer strenge controle. Dit is een van

[p. 60]

de ellendige dingen waar ik in de gevangenis ook al zo slecht tegen kon: dat je met zorg een kogel uitkiest, je geweer laadt, aanlegt en als je na goed mikken af zult trekken hoest er iemand en het beest loopt weg en alles moet opnieuw beginnen. We zullen zien, hoe dit zich weer ontwikkelt. Enfin. Ondanks dat is mijn temperatuur precies als mijn brieven: af en toe een depressie, maar meestal vrolijk. 't Is hier precies een cake-walk op de kermis: een ellendig ding als je voortdurend omvalt, maar prachtig en dol-amusant, als je ondanks alle schokken, duwen en rukken overeind blijft, that luctor et ermergo feeling; af en toe zoek ik de schuddendste plaatsen op, en heb dan veel pret, als ik daar weer zonder vallen doorkom, maar ik ben toch wat voorzichtiger geworden. De psychologie van de Duitser is simpeler dan die van de aap, en als je je niet driftig maakt (zoals de prachtvent St.) eigenlijk alleen maar amusant, en gepeperd door het risico. Zo'n uitlating van H.: ‘Ik zou hier willen blijven, als ik geen vrouw en kinderen had’ is echt iets, wat je kunt zeggen als je vrouw en kinderen hebt: ik zelf kan hier geen cent goed doen en heb weer andere redenen, waarom ik liever buiten ben. Ik heb een treurige tijd achter de rug, omdat ik drie weken niets van jullie hoorde, zijn er in die tijd pakjes zoekgeraakt? In ieder geval ben ik eigenlijk ontwend om dat soort voor-correspondentie met jullie te voeren, waar tenslotte lange brieven uit ontstaan: het je bij allerlei gebeurtenissen afvragen: wat zouden zij er wel van zeggen, of: dat moesten zij eens weten etc. Beste wensen aan M. en groet alle anderen, Y.

 

Vught, midden November

Fragment

... nu ben ik dupe van een mens- en-dingloos systeem waar niet tegen te vechten valt, waarin je af en toe je menselijke waardigheid redden kunt door op onbelangrijke details je eigen zin door te drijven - een schijnredding overigens - maar op werkelijk belangrijke punten, zoals nieuws van huis, ben je volkomen overgeleverd aan het allerbotste noodlot. Soms troost ik me met het idee dat ik op reis ben, maar dat is een schijntroost, die geen stand houdt tegen de onmiskenbaar Hollandse lucht en het idee dat je twee uur van Amsterdam af zit. Op een dag als deze twijfel ik eraan of ik wel zo hard ben dat ik hier goed tegen kan, op een dag als vandaag heb ik een ziek makend medelijden met al die andere kerels, die zich zo flink houden en van binnen zo onmetelijk verdrietig zijn. Ik heb een voorstad-gevoel over me, waarin je op een druilerige ochtend gestrand bent met een motordefect, en waarin je je niet anders kunt voorstellen dan uitzichtloze existenties tussen grijze huizen. Dat komt ook omdat de laatste rest van een zorgeloze tijd, het laatste bolwerk van voor-oorlogse sfeer, F., gevallen is; dat lijkt vandaag een veel groter gemis dan ik eerst dacht. Dat komt ook omdat er hier een paar honderd Fransen gearriveerd zijn, waarmee ik zoveel ik kan praat en die ik veel opbeur, maar daarna loop ik met tranen in m'n ogen weer naar huis omdat door hun honderdvoudig heimwee het mijne opeens

[p. 61]

ook zo levend is geworden. En dan realiseer ik me dat ik in al deze gevangenismaanden eigenlijk niets gemist heb, vergeleken met wat we de laatste 4 jaar gemist hebben, en wat we in de toekomst nog zullen missen (en hoe hard en pijnlijk) en wat er allemaal onherstelbaar weg en kapot is en of er ooit nog iets prettig en goed zal zijn. Kortom, een echte, stevige depressie, die misschien morgen weer over is. ....N'en parlons plus. Je durft hier eigenlijk met niemand over deze dingen te beginnen, uit angst dat je bij de ander een abces van treurigheid aansnijdt. Mijn baasje is een aardige Duitse loodgieter van 45 jaar die in tien jaar gevangenis en K.K. zware asthma en een tremor heeft opgelopen - met de rest. Als ik m'n best doe kan ik me nog wel een draaglijke toekomst denken, maar dit mannetje ziet zelf het hopeloze van zijn geval in. Hoe kun je zo iemand troosten? Je kunt hem af en toe een beetje opvrolijken, maar je hebt het idee dat je hem een groter dienst zou bewijzen als je hem z'n nek omdraaide. En dan is er weer een op de vlucht doodgeschoten na twee jaar in de gevangenis gezeten te hebben, en daar een philosofisch werk geschreven te hebben, half af, en in z'n portefeuille vind je een paar gedichten, à Hélène, en foto's van vrouw en kinderen. C'est la vie, zeg je dan, en ik hoop dat ik het morgen vergeten ben. En ergens achter op het terrein, waar bijna nooit iemand komt, woont in het crematorium een lugubere gevangene, die een fles jenever krijgt voor iedere gehangene, die hij daar executeert, en die hij daarna keurig ‘door de schoorsteen’ werkt. Dat is zowat alles. Ik heb meelij met deze condition humaine, niet met mezelf ... Dit zijn dan zo'n paar sombere kanten hier, tot nu toe schreef ik alleen maar de gekke, en de vrolijke, die nog steeds bestaan, overigens.

 

1 December

Mes braves, jullie moeten de hartelijke groeten van Yvo hebben. Hij zit in het strafcommando en kan daardoor wat moeilijker schrijven, verwacht de eerste tijd niets van hem. Hij heeft het niet erg zwaar, staat overdag te werken in het bos van l'Embarquement pour Cythère, en geniet van de gezonde wintersport. Zijn nieuwe lijfspreuk is: Was mich nicht umbringt, macht mich stärker, en voorlopig wordt hij iedere dag een beetje sterker. De kans bestaat dat dit een strafverzwaring is, voorafgaande aan het ontslag, maar daar rekent hij maar niet op. Stuur hem tot nader order geen tabak meer en geen haarwater en verstop de brief slimmer dan de vorige keer, nauwkeurig volgens de instructies, deze was er bijna uitgevallen, omdat de lijm hier en daar had losgelaten, vertelde hij mij. Stuur hem ook zijn bergschoenen via de vrouw van de prachtkerel, niet in zijn pakket, want dan wordt het er uitgehaald. Stuur hem ook een paar dikke sokken, maar wijzig verder de inhoud niet, Weest gegroet.

 

Vught, half December

Beste H.,

Gisteren kreeg ik het pakket en daarmee allerlei prettigs en

[p. 62]

slims. Ik schrijf je dit met eeltige handen, meer geschikt voor het vasthouden van een pikhouweel en een spa, en een spa - zoals Hamlets doodgraver - dan van een vulpen. Maar ook daaraan heb ik me wel aangepast, de eerste dagen was ik wat moe, nu allang niet meer, voel me gezonder dan ooit, zie er zelfs verbazend goed uit - dus alweer hoeven jullie je over mij geen zorgen te maken. En wat de sfeer hier betreft, die is lang niet gek: iedere dag de zon op zien komen en ondergaan, 't zij in de bosjes van Watteau, 't zij op de akkers van Breughel, met een eenzame kraai en verder gestoffeerd met grijsblauw gestreepte figuranten, ça ne manque pas de poésie. Daartussen beweeg ik me als een spin, ga telkens naast een andere vlieg staan spitten en hoor daar dan weer de verhalen van uit - dat is een prettige afwisseling met altijd dezelfde mensen uit mijn vorige werkkring.

Er is een pracht van een beroepsinbreker bij en ook een avonturier van het ouderwetse soort, die overal gevochten heeft, waar te vechten viel, en via Vreemdelingenlegioen en S.S. tenslotte hier verzeild is geraakt. Allebei hebben zij eindeloze en prachtige avonturen beleefd, vrijwel alle gelogen, maar de dagen vliegen om op die manier. Ondraaglijk is mijn bestaan zeker niet, hoogstens wat erg primitief en soms wat vervelend.

't Milieu is overigens niet uitsluitend crimineel; kleinzonen van Gouverneur-Generaals en referendarissen van Provinciale Griffies ontbreken niet, maar zijn zo saai, als zich voor laat stellen.

Verder geloof ik niet dat ik erg veranderd ben, als ik mezelf bekijk. Dat er naast dit absurd bestaan nog mensen zijn, die ergens een normaal leven leiden, is daarom zo prettig, omdat je dan het gevoel hebt, dat je vorig bestaan ‘buiten’ gewoon doorgaat, zodat je, als je er uit komt, er maar in hoeft te stappen, om weer de oude te zijn, precies zoals het je aanpassen aan dit milieu zoveel gemakkelijker is, omdat er al een massa andere mensen dit leven als een dagelijkse en ‘gewone’ routine leven. (Ik krijg hier steeds meer de pest aan Hollanders overigens en aan meer dan vier mensen bij elkaar - we zijn met zestig - en ook eigenlijk aan communisten: ze zijn te primitief). Wees gegroet Y.

 

25 Maart 1944

Het is zulk waanzinnig mooi weer, en tussen de stukken gekreukt vliegtuig staan ongerept de berkeboompjes te glinsteren, en de vinken fluiten, de zon staat al verbazend hoog aan de hemel, in de verte dansen meisjes met kleine gilletjes en grote lachbuien en ik ben bezig nogal gek te worden van de lente - die ik anders voor een jaargetijde nogal saai vond en dus schrijf ik jullie toch nog maar wat door, hoewel jullie het allerminst verdienen, maar enfin, dat wist je al. Alles bij elkaar genomen zijn de gebeurtenissen in het kamp veel aangenamer en amusanter dan die er buiten en in ieder geval zijn de mensen in het kamp veel slimmer, maar misschien komt dat omdat ik zo van jullie vervreemd.

[p. 63]

Het is moeilijk en vervelend corresponderen met drie maanden tussenpoze tussen een brief en de volgende, en brieven die wegraken, en dan nog censuur bovendien: Je kunt werkelijk niet meer schrijven dan: het gaat me goed en ik kan me voorstellen dat jullie mijn brieven niet op hun juiste waarde schatten, omdat de hele achtergrond, alle dingen waarover ik niet kan schrijven, jullie volkomen onbekend is, en in ieder geval blijkbaar moeilijk in te denken. Hoe meer ik het kamp leer kennen - en door al mijn avonturen is dat nogal grondig - hoe gekker kermis ik het ga vinden en de ogenblikken dat ik het bedrijf au serieux neem en mezelf als werkelijke gevangene beschouw, met alle risico's van dien en niet als gast - wat ik toch immers ben, als vrijgesprokene - worden steeds zeldzamer. Met de lentezotheid er bij vergroot dat de kans dat ik binnenkort weer iets doe wat niet mag - zoals bijvoorbeeld deze brief - en dan weer gestraft word. On verra.

Ik moet nu ophouden door tijdsgebrek en niet door onwil, gegroet, en dat de goden jullie verstand mogen scherpen. Dag, Y.



illustratie

10(Noot redactie: Schrijver denkt hiermee blijkbaar de herkomst van de Barnabooth uit Valéry Larbaud's bekende boek te hebben opgespoord.)