22. M. ter Braak aan E. du Perron
R'dam, 31 Jan. 1931

aant.

Beste Eddy Hoewel ik nog steeds aan het koortsen ben, wil ik je toch niet langer laten wachten op mijn eerste oordeel over Een Voorbereiding; in griep gelezen, dus misschien wat nevelig gestemd. Maar eerst bijzonder hartelijk dank voor de ‘fraaie foto's’ met onderschriften, die werkelijk alles op dit uitgeversgebied slaan. ‘Zij, die voor ons denken, subs. voelen’ hangen reeds op de plee, tot stichting van iederen met ‘drukken’ bekenden landgenoot, die deze woning bezoekt. Stopes zou ik natuurlijk nergens beter kunnen hangen dan in mijn toekomstig echtelijk slaapvertrek, maar de myrten of leliën of spinazie in haar haar schrikken mij af. - Toevallig, de catalogus van Meulenhoff, waaraan je deze illustraties ontleende, lag hier eigenlijk op het einde van mijn griep te wachten, om naar je verzonden te worden. Ik heb n.l. zoo genoten van het snijdige proza des heeren Meulenhoff, dat ik je daarin wilde laten deelen. Het is dus niet noodig, en je hebt natuurlijk zelf al gelezen, aan wat voor fielten wij in het algemeen zijn overgeleverd, dat wij met Stols en van Loghum onze handen mogen dichtknijpen! Maar de naïeve schaamteloosheid van dien ouden druif is zoo kostelijk! Ik geef om zulk proza werkelijk meer dan om vijf volzinnen van Helman; zij versluieren immers niets, zijn volkomen oprecht en hartelijk eenvoudig.

Nu Een Voorbereiding. Ik aanvaard de opdracht graag. Niet, omdat ik het een meesterwerk vind, maar omdat de sfeer mij eigenlijk nader staat, verwanter is dan die van Nutteloos Verzet b.v. (In de andere boeken lees ik juist, schrijf ik later over). Vooral, omdat het mutatis mutandis de algeheele parallel van Hampton

[p. 42]

Court is, dat ik graag aan je had opgedragen, [...] Doet er niet toe, de verwantschap is er toch, het verschil is er ook. - Een Voorbereiding is jeugdiger, maar ook spontaner, minder casuïstisch dan je andere werk. Ik kan het veel gemakkelijker in overeenstemming brengen met je persoon dan Nutteloos Verzet; de compositie is veel zwakker, hoewel ik de vertel-dialoog van Oscar c.s. toch ook eigenlijk heimelijk als een gesprek aan spontanïteit heb beschouwd, een zwakte dus, die voor jezelf het manco aan directe ‘weergave’ moet vervangen. Hier is het afwisselen van verhaal en dialoog natuurlijk eenzelfde zwakte, maar het hindert mij persoonlijk niet, trouwens ik spreek niet over den vorm, als de ‘gevormde inhoud’ mij boeit.

De figuur van Andrée is heel goed; het is tenslotte de Eline uit Hampton Court, al ziet die er ook ‘vrijzinniger’ uit (geen rouge, ik denk ook: wat voller). Arnold Meerman is zoo ‘precies’ naar het leven geteekend, dat ik, die den man zelfken, je van ‘copieerlust des dagelijkschen levens’ beticht, terwijl ‘de’ lezer zal zeggen: ‘Schromelijk gechargeerd!’ Ik vraag me af, of je de dikke waanzin van Anton's krankjoreme allures niet te klakkeloos hebt ‘ingelascht’; de figuur wordt niet aannemelijk, ik kan dat juist precies zeggen, omdat ik het origineel ken.

Het spijt me, dat ik het slot niet heb, want je komt steeds meer los, vooral in het ‘bijwerk’; de Butte is werkelijk een meesterstukje in zijn armetierige pose.

De verschillen met Hampton Court liggen m.i. voornamelijk in onze natuurlijke geaardheid en wijze van tot-het-leven-komen. Bovendien geloof ik, dat ik me meer losgemaakt heb van mezelf dan jij, en tegen het eind steeds beslister. Ik kreeg er zoo het land aan, mezelf te zien, dat ik mijn heros geheel liet afdwalen van zijn aanvankelijke paden.

Ik heb geen aanteekeningen gemaakt. Daaraan heb ik alleen behoefte bij knullen, die het zelf niet weten; een boek als geheel verwerp ik of aanvaard ik, dit het laatste. Het is van a tot z fijn en koel, toch met die vleug van gevoel, die ik anders alleen uit het ‘Gebed’ (in veel versterkte trilling) ken. Dus: de opdracht zij gezegend!

[p. 43]

Nu in volgorde repliek op je drie brieven, voor ik weer in bed kruip. G. had de foto's ontvangen, is je zeer dankbaar, maar vindt, dat ik er in werkelijkheid verleidelijker uitzie. Dat mag ik nu nog niet te hard tegenspreken. - Cinema bezit ik niet, de katholieke ventjes zenden het op bestelling niet, dus ik kan je alleen op lange termijn de schenking beloven. Het zal je trouwens desillusioneeren, het is meerendeels nog onhelder.

Zoodra ik weer beter ben, maak ik alles voor Domineesland in orde. Alles is daarvoor gezet, ook De Wegen, behalve dan de inleiding, die ik nog schrijven moet. - Dat je het stukje over Coolidge hebt laten zetten, is stout, want ik had het verdoemd, maar het kan wel in deel 2, als een entrefiletje. Het is m.i. niet onaardig en heeft destijds zelfs een prijsvraag in het vrijzinnigprotestantsch weekblad De Stroom ontketend; maar ik moet het dan toch ietwat serreeren. -

Ik heb me voorgenomen, den Zondag te besteden aan Poging tot afstand en herlezing van Eva. Het laatste, om mijn oordeel, dat oud was, opnieuw aan de stof te verifieeren; dan zal ik ook op je psychologische gissingen, die inderdaad grond hebben, nader kunnen ingaan. In ieder geval was het stel opdrachten toevallig in dit boek verzeild, al had ik het natuurlijk niet geplant in iets, dat ik voor een prul hield. Maar je idee, om ze over te boeken in het Carnaval, is een trouvaille, die ik zeer toejuich. Bouws las je brief gisteren door de telefoon voor; je was op dreef, en je hebt het goed met hem voor! (E. de R.!) Alleen: ik begrijp nog steeds niet je voorkeur voor Vic v.V.! Wel je verontwaardiging over het belachelijk inmengen van v.d. Hoeven natuurlijk. Maar ik moet zeggen, dat ik zijn stukken ook doorgaans onhelder en troebel vind, doorspekt van versluierende groote woorden, te lang, te lang ook! De walgelijke afstand scheppend tusschen Poeët en kruier, die nu juist niet de afstand is, die moet blijven bestaan! Laat je je niet leiden door je persoonlijke voorkeur, die ik ook deel?

Nog iets; ik kan niet door Les Conquérants heenkomen! Geef me de sleutel. Ik heb 80 pagina's gelezen, geeuwend, heb het boek weggelegd en 13 Pfeifen van Ehrenburg, een handig vod,

[p. 44]

gelezen. Die menschen interesseeren me niets. Ik kan hoegenaamd geen contact vinden met 's mans betooverende persoonlijkheid! Misschien moet het nog komen; tot nu toe vind ik het verdienstelijke reisbeschrijving.

Over van Eyck kan ik niet schrijven. Ik heb nooit het ware interesse voor dien schrijftrant kunnen vinden, het heeft me niet koud en niet heet gemaakt, alles bleef ‘lauw’ volgens dominee Freriks te Almelo. Zijn verzen vervelen me, zijn opstellen ook. Ik kan Leiding hier alleen later uit het leeskabinet krijgen. Herinner me er dan desgewenscht nog even aan? - Veel liever zou ik over Meulenhoff schrijven, maar die is niet beroemd genoeg als auteur. Jammer, hij boeit me oneindig meer dan v.E. (analogie bij jou: Kriminalfilm: Turksib).

Ik draai in bed. Onderzoek deze brief op temperatuur. hart. gr. je

Menno

Op school las ik je Gebed voor in de hoogste klas van het gymn. Zij begrijpen het wel niet, maar proeven toch den toon. Ook lees ik daar de Brieven van Huet en Potgieter! Hoe onbegrijpelijk soliede drukken die heeren zich uit! Zij schijnen zichzelf en hun stukjes in De Gids wel geweldig belangrijk te vinden.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie