48. E. du Perron aan M. ter Braak
Brussel. [5 April 1931]

aant.

Beste Menno, Het is vandaag - hoor ik - Paschen. Ik zend jou en Truida mijn welgemeende wenschen; met het leedgevoel er geen doos prâlines bij te kunnen doen. [...]

[p. 79]

Ingesloten een staartje van de scheldpartij. Daartusschen een lummelige beweging van de heeren om niet meer dan één zin uit mijn antwoord te plaatsen. Ze kunnen me nu verder doodvallen.

Ik ben gisteren voor het eerst een beetje uitgegaan.

Laat - als je weer op adem komt - wat van je hooren. Een ferme hand van je

E

Zeg Bouws en Truida dat ik ze binnenkort behoorlijk hoop te schrijven. Vraag Bouws mij nog te antwoorden op àlle kwesties betreffende Schuim en Asch; in volgorde. Voor dingen die hij signaleeren wil, houd ik mij aanbevolen.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie