63. M. ter Braak aan E. du Perron
Eibergen, 24 Mei 1931.
Beste Eddy Bouws zal je hebben verteld, dat ik de laatste dagen voor Pinksteren zuchtte onder het schoolmeestersambt, en dat ik daarom alle correspondentie liet liggen. Ik heb me nu in Eibergen een beetje hersteld; het weer was hier prachtig, en ik kon zelfs weer iets doen aan het Démasqué der Schoonheid. Het is pestilent, als een stuk onder je vingers uitgroeit, en als je er niet constant even aan doorwerken kunt, omdat er dictees en diergelijke flauwe kul na te kijken is. Je ziet dan de vellen liggen, half verleidelijk, en je voelt je te beroerd om iets anders te doen dan te rooken of naar de film te gaan. Ik hoop, dat ik er nu in een week een einde aan kan maken. Het wordt inderdaad veel grooter dan ik kon vermoeden; het zijn nu 18 dichtgetypte pagina's, dus gemiddeld 34 pagina's druks, en er komt nog een portie bij. Het geheel wordt een soort essayistische recapitulatie van Hampton Court, merk ik, met eenige praeludiën op een volgend boek erin verwerkt. Enfin, ik denk, dat je het nu, wind en weder dienende, gauw zult hebben voor je voorrede. -
Anthonie heeft mij bericht, dat mijn stuk tegen hem ‘hem nergens meer raakt’, nu ik het gepubliceerd heb tegen zijn zin; want hij had mij toch nadrukkelijk meegedeeld, dat hij geen administrateur wilde worden! Ik heb hem nu nog even op pooten geantwoord, wat ik van zijn Haagsche-Post-principes denk; maar ook dat zal hem wel ‘nergens meer raken’. Zoo gaat het nu eenmaal met die humanisten. Het stuk tegen Coster, dat je mij ‘opgedragen’ hebt, zal, als ik het schrijf, verdomd scherp worden. Maar ook hij zal nergens geraakt worden. Die lieden hebben geen grein lenigheid en humor tegenover eigen psyche meer over, geloof ik! Ik hoop Coster ook in dit Démasqué nog even te kunnen verneuken, zoo langs de neus, dat heeft hij immers zoo graag. - Je hoorde, dat Kramers het protest van den ‘zakenman’ weigerde? Alles goed en wel, maar
dan behoort hij ook zulke pornografie als die van Alie Smeding niet op te nemen! Overigens laat dat mij werkelijk geheel siberisch; hè ja, ook mij ‘raakt’ iets ‘nergens’!
Ik stuurde je Afscheid v. Domineesland toe. Als ik het boekje zoo bekijk en doorlees, moet ik zeggen, dat het me als geheel minder voorkomt dan het volgende deel. Eigenlijk wordt het alleen goed gemaakt (als geheel) door die inleiding. Maar zoo'n stuk als Het Schoone Masker is toch au fond onleesbaar, een echt proefstuk vol onheldere plekken en moeizame definities; Adwaita is nog te ‘refereerend’, Ondergang van die groote stukken eigenlijk het best, hoewel ook gebrekkig. Het best geschreven vind ik zelf De Wegen, een oud lievelingsstukje van me. - Is Afscheid al in den handel, of wacht het nog op Man tegen Man? Ik las hier Twee Meisjes en Ik. Het eerste deel vind ik niet slecht, maar het tweede begon me geweldig te vervelen. Lijkt het jou ook niet aannemelijk, dat, als we dezen roman als auto-confessie mogen beschouwen, de ‘ik’ mevr. Nijhoff representeert en Ann Pom? Zoo stel ik me tenminste deze ‘Umwertung’ ongeveer voor. Het boek is voor mij het model van een tot het uiterste verfijnde onverfijnde damesroman, veel intelligenter dan Ina Boudier-Bakker, maar toch eigenlijk van dezelfde origine. En het tweede deel zit slecht in elkaar, heeft massa's overbodige stukken en mist alle climax, het is tegen het eind afgeraffeld. Neen, dan is een bad in Nietzsche heerlijk, na afloop. Hoe was het met de Pinksterdagen op Gistoux? Schrijf gauw eens. hart. gr. van je
Menno