211. M. ter Braak aan E. du Perron
Rotterdam, 5 Sept. '32
Beste Eddy Aangezien ik niet zeker weet, of je de proef van het Démasqué hebt ontvangen [Zijlstra is n.l. uit geweest en kan mijn (persoonlijken) brief niet ontvangen hebben], stuur ik je hierbij mijn duplicaat. Stuur het maar gecorrigeerd naar mij terug, dan voeg ik het bij de rest.
Vandaag heb ik me hier weer ingekwartierd, schulden betaald etc. Ik heb een pestilente rooster dit jaar, maar het week-end blijft tenminste vrij. Ik reken op Zaterdag, kom met den Pullmann. Bouws komt dan weer Zondag, als laatst; ik hoorde sedert maanden voor het eerst weer zijn stem door de telefoon; hij houdt zich nu bezig met papieren-beslommeringen[...] - Bouws zei me ook door de telefoon, dat Minne je niet was tegengevallen. Het doet mij pleizier voor hem en het element Vlaanderen in Forum; maar ik vond het, op goede fragmenten na, vervelend van gewilde originaliteitsvisscherij. Blijstra beviel me ook zeer matig. Enfin, er is Zondag een en ander te bepraten.
Over de ‘karakterzwakte’ (om met den heer Coster te spreken, die in De Stem een gedichtje aan je opdraagt) van Dumay denk ik nog voortdurend na. Ik heb jullie brieven in Zutfen (waar ik Zondag was) met Ant besproken; die was het op de meeste punten met jullie eens, alleen niet over de roodharige vrouw en de St. Lucas voorstelling, die zij juist goed vindt. Maar de klap-George-scène vindt zij ook overbodig, en die zal er dus met algemeene stemmen uitgegooid moeten worden. Het is waar, dat George onnoodig in waarde verminderd wordt en er zit in de klap iets gewilds-analoogs. Alleen: voor de spuugscène Lucas-Karin (die jij n.l. ‘niet erg gelukkig’ noemt) neem ik het nu
eens met 100% auteurswoede op! Dat lijkt mij zelf één van de beste stukken van het heele boek.
Natuurlijk heb ik niet bewust een methodische tegenhanger van jouw Gebrek a. Ernst-stijl willen schrijven. Voor een deel zal het te veel aan ‘realisme’ in den dialoog zeker voortkomen uit de burgermenschen, die ook hun rol moesten spelen, niet figureeren, zooals in Hampton Court. Zonder het boek als geheel te verprutsen, zal ik er niet gemakkelijk veel uit kunnen laten vervallen; maar ik ben er benieuwd naar, wat je zult aanwijzen als te ‘gezellig’, en wat mijn reactie daarop weer zal zijn. In het algemeen zal ik het vermoedelijk met je eens zijn, waar ik zelf moet toegeven, dat één of ander gezegde geen rol speelt, overschot van de pen is; maar ik heb getracht dat te vermijden en zal me er dus zelf op moeten betrappen na jouw indicaties.
Ik heb Kraft und Stoff van Büchner gekocht en ga dat eens voor mijn pleizier lezen, met Darwin. Ik ben n.l. in Mrs. Dalloway blijven steken; het is intelligent, maar het litteraire procédé hinderde me er zoo in, dat ik tijdelijk heb moeten stoppen.
hart. hand je
Menno