Menno ter Braak
aan
W.L.M.E. van Leeuwen
Eibergen, 2 september 1932
Eibergen, 2 Sept. '30
B.W. en G.
Het manuscript van mijn roman wordt je door mijn broer hierbij bezorgd. Het is een doorslag; er ontbreekt een enkele correctie; niet van veel belang echter, zoodat je op deze tekst wel kunt afgaan. Wil je mij al dit papier aangeteekend terugzenden (adres: Beukelsdijk 143b, Rotterdam W.)? Zoo mogelijk in de loop van de volgende week; maar extra haast is niet noodig.
Ook hierbij mijn ‘biografie’ terug, die ik met veel pleizier gelezen heb! Het portret is natuurlijk voor het slachtoffer zelf altijd ietwat ‘gek’; maar er staat een zeer juiste opmerking in (‘aanmerkelijk minder ervaren dan de uiterlijke flinkheid deed vermoeden’), en ook de rest van het bakkes lijkt me niet slecht geraden. - Over je betoog kan ik niet anders dan gevleid zijn. Je conclusie over het carnaval der wijsgeeren aanvaard ik gedeeltelijk; ik hoop er op terug te komen in mijn volgend boek, het thema is te ingewikkeld om eventjes in een briefje af te handelen. ‘Leven heeft zin’: dat zijn drie woorden, die zoo zwaar zijn, dat ze een Dirk Coster tot delirium zouden brengen; mij brengen ze voorloopig tot een nieuwe attaque op het carnaval, nu òòk der wijsgeeren.
Zou je het stuk niet eens aan Coenen (‘Groot Nederland’) zenden? Hij heeft nogal veel plaats en geen costerlijke vooroordeelen.
Er wordt hiernaast in het gebouw ‘Elim’ een gristelijk onderwijzer met psalmgezang gehuldigd; dat stoort mij voortdurend, zoodat ik er een eind aan maak. Ik krijg dus het manuscript met oordeel terug? En van Gerda speciaal ook over mijn vrouwen!!
h.gr. En ik hoop binnen niet al te langen tijd tot ziens
je Menno
<N.B. De jongeman is thans ‘even dertig’...>
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum