266. M. ter Braak aan E. du Perron
R'dam, 23 Nov. '32

aant.

Beste Eddy Hierbij in haast het ‘verslag’ van Vic over Forum in de N.R.Ct. Ik moet zeggen, dat ik het nogal kras vind; afgezien nog van dat vaderlijke* ‘doordraven’, dat dan met een paar schouderklopjes moet worden geboet; geen woord over het slot van Coster! Terwijl het vers van Engelman ‘de vermelding waard’ schijnt! Met al zijn z.g. sympathie voor je Coster-bestrijding heeft Vic er ongeveer nooit melding van gemaakt en er geen syllabe van geciteerd. Als ik niet bang was, den indruk te maken van aan de ‘groote pers’ en haar oordeel te hangen, had ik hem dadelijk opgebeld; maar après tout is het zijn zaak en kan ik alleen maar nijdig zijn om zijn halfslachtige kool- en geit-spaarderij. Ik wacht nu even op zijn recensie van het Démasqué, die hij al drie weken heeft beloofd en achterwege gelaten; Zaterdag zal die nu eindelijk wel komen en naar aanleiding daarvan spreek ik hem nader.

Je versje over Borel vind ik te ingewikkeld; ik begrijp het, eerlijk gezegd, zelf nog niet na herhaald overlezen. Het lijkt me, dat je niet in een aphoristische bui was toen je het schreef. Zal ik het maar niet doorgeven? Ik vind het werkelijk te gewrongen om als panopticum in te slaan. Schrijf daarover nog even.

Spoedig meer na berichten jouwerzijds. Hart. je

Menno

* het geheel is trouwens van een ‘bekakte’ seniliteit, vind ik. Vgl. Verschuur!

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie