267. E. du Perron aan M. ter Braak
Bellevue, Donderdag. [24 November 1932]
Beste Menno, Ingesloten een brief van Jany met aardige dingen, o.a. over jou. (Stuur me omgaand terug.) - Hoe vreemd dat nu mijn sonnetje weer zoo ingewikkeld blijkt te zijn, en nogwel voor iemand die zonder moeite Vestdijk ontcijfert! Enfin, dan maar niet in Panopticum - schrijf Bouws dan maar dat hij het mij terugstuurt, want hij heeft de goede lezing. Het is misschien ook niet ‘politiek’, voor iemand die net bij Het Vaderland solliciteert, om, zij het indirect, tegen dat blad te schrijven! Ik zal eindigen met te vergaan in deze ‘politiek’. Daarom alleen zou ik het graag (nog even!) geplaatst zien. Maar als het zóó cryptisch is!...
Wat je van Vic zegt, trof mij ook, maar ook daar kan de ‘politiek’ een rol spelen. Misschien wil hij mij niet als een zoo doorloopende polemicus aan Van der Hoeven signaleeren, met het oog op mijn eventueele medewerking. Misschien vindt hij het ook voor zijn particuliere smaak onbelangrijk en beroerd (waarom zou dat niet kunnen?) Je zou hem er eens naar kunnen vragen, als je hem weer spreekt. - En bovendien, voelt hij zich zelf wel safe op dat redactiebureau?
Ik ga nu een brief op proef schrijven - ofschoon het mij op delicate wijze gevraagd werd - komt het toch daarop neer; misschien dat ik het moois Maandag de deur uitkrijg. Och, après tout, troost ik me, schreef Couperus ook brieven aan Het Vaderland. Ik blijf ook benieuwd naar de uitgebreide instructies waar Vic zoo moeizaam van schijnt te kunnen bevallen. En wie weet wat morgen die journalistieke lunch oplevert!
Hartelijke groeten, ook aan Truida en Ant, van je
E.
Blijstra zond een boeiend verhaal, iets te lang misschien, maar toch wel goed, waar ik ditmaal vóór ben. Las je het al?
Ik schrijf je hierna niet meer, tot ik op alles antwoord heb - anders komt ons ‘budget’ niet uit op het punt ‘postzegels’.