dit nr. als ‘propagandanr.’ toch èrg zwak. Het verhaal van Vestdijk is niet kwaad; het gedicht van Jan... gààt (eigenlijk ben ik totaal ‘fed-up’ van dezen toon en kan ik, op de 26 stukjes, er ongeveer 7 of 8 waardeeren); het stuk van Van Uytvanck is ‘geschikt’; Michel gaat ook (nog maar net); Minne is aardig en meer niet (voor jou niet eens ‘aardig’); Louis van Loo is eigenlijk prullig (ik heb spijt dat ik deze gedichten nam nu ik ze bij elkaar afgedrukt zie); Van Aart is aardig maar zwak (Slauerhoff-achtig). Het ziet eruit alsof we alle zwakke en beroerde verzen die we hadden in het ‘propagandanr.’ gespuid hebben. - Het is gevarieerd, maar, door de poëzie vooral, ook krachtig 2e-rangsch, dit nummer. Heb je zelf niet zoo'n gevoel? We moeten heusch wat kieskeuriger zijn met de poëzie - tegen Louitjes van Loo stem ik voortaan altijd tegen, hoe geschikt de jongens zelf dan ook zijn. Met Jan, met Elsschot als onverwachte kameraad, en af en toe Jan v. Nijlen, hebben we aan dit soort poëzie meer dan genoeg - zonder er nog zùlke epigonen bij te nemen. En waarom in Godsnaam alles bij elkaar gezet? Laat ons hopen: om het nieuwejaar frisch en onbelast in te gaan!
Hartelijke groeten en tot nader.
Je E.