278. E. du Perron aan M. ter Braak
Bellevue, Zondag. [11 December 1932]
Beste Menno, Ik krijg nog meer antwoord van je - daarom nu maar kort. [...]. We kunnen het geld zeker wel leenen - het ontbrekende dan. Jij geeft fl. 50.-, Nijkerk fl. 50.-, Ant ook iets, meen ik; verder zou je Van Kampen kunnen vragen of hij niet fl. 50.- erin wil steken (hij kan zichzelf vóór alle anderen betalen). Wend je daarvoor tot den heer B. van Kampen, den zoon, die een zeer geschikt iemand moet zijn. Wil ik het doen?
Hierbij meteen een stuk dat ik schreef over Buning. Me dunkt: voor Februari; tegelijk met het 1e stuk over de revolutie - dat nl. in twee stukken moèt, omdat ik aan het 2e deel (het Parijsche) nog een hoop heb toe te voegen. Ik barst hier gewoon van proen contra-revolutie-indrukken.
Ik vraag me af of het bij Vic wèrkelijk alleen maar laksheid is. Een mensch heeft soms vreemde ‘complexen’. In ieder geval denk ik er niet aan, hem ook nog maar één syllabe hierover te schrijven. - Ik hielp Bep zooeven aan een nieuwe proeve voor Het Vaderland (over den prix Goncourt); misschien krijgen we het nog, verdomme!
Ik wou dat ik ook nog aan Lawrence beginnen kon; maar ik moèt allerlei andere dingen lezen. Op het oogenblik Céline - een van de Fransche prijzen, een dokter-menschenhater, heel vreemd, maar sympathiek, en hevig verbitterd. (Malraux is erover uit.)
Als je Donderdag bij Vestdijk bent (ik raadde hem sterk het boek van Céline aan, dat hij wschl. prachtig zal vinden) bespreek dan eens met hem een nieuw genre panopticum. Mis-
schien heeft hij geniale invallen; het lijkt mij net iets voor hem. Als ik volgend jaar eruit ga, moet jij per se in Forum blijvengesteld dat het voortgezet wordt - en dan Vestdijk als 3e man nemen: niemand heeft er meer ‘recht’ op dan hij, en zoowel voor de poëzie, als als kameraad, is hij voor jou de geschikte man. Vind je zelf niet? Hij moèt ook maar willen; als jij het hem met klem vraagt, wil hij ook wel.
Nu, tot de volgende jouwerzijds. Hartelijk je
E.
- Wil je nazien of het werkelijk wel is: ‘Tusschen Katrijp en Hargen’? In Erts 2; ik heb het niet hier.