Menno ter Braak
aan
H. Marsman

Den Haag, [27 mei 1936]

den Haag, Woensdag

B.H.

Tot mijn grooten spijt (en tegen mijn verwachting in!) heeft Schilt bezwaar tegen opname, omdat hij geen precedent wil scheppen voor soortgelijke gevallen; het schijnt n.l. geen usance te zijn, dat een krant tegen een andere krant laat polemiseeren over een critiek, die daarin heeft gestaan, als die (tweede) krant niet eerst het ingezonden stuk zelf heeft ontvangen en geweigerd. Je neemt me wel niet kwalijk, dat ik van deze zeden onder de cultuurbarbaren niet precies op de hoogte was. Het spijt me, nogmaals, erg, want het stuk is best.

Lees vooral ‘Subjectieve Normen’ van Henri Bruning (in eigen beheer verschenen, Bergen N.-H.), dat je stellig erg sympathiek zal zijn. Ik schrijf er over in het av. bl. van vandaag, met name zijn critiek op Huizinga is heel scherp en raak. Deze man zou kunnen worden, wat Gerard door den dood niet worden kon; hij heeft zich van veel rhetoriek bevrijd en is alleen nog roomsch en fascist, waar hij ook al weer niets aan kan doen.

Rolf Keuler is stellig niet Helman. Na lezing houd ik hem voor Lode Zielens. Een rotboek overigens, beneden alles.

Het was prettig jullie weer te zien. In Juni, hoop ik, een herhaling.

hart. gr. ook van Ant en voor Rien

je Menno

 

Origineel: Den Haag, Koninklijke Bibliotheek

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie