D.A.M. Binnendijk
aan
Menno ter Braak [Eibergen]
Zutphen, [23 juni 1924]
Maandag
Beste kerel.
Je had moeten begrijpen, dat bizondere gebeurtenissen mij zoo lang van het schrijven afhielden. In 't algemeen zijn juist buitengewone dingen aanleiding tot 'n schielijk schriftuur - in dit geval, waar alles direct mezelf betreft - niet. Maar ik stond toch juist op 't punt iets van mij en mijn toestand te laten hooren. Hoe onprettig en moeilijk het ook zal zijn. Ik houd me, voorloopig, (schriftelijk) bij de feiten. Mondeling hoop ik dieper te gaan.
Mijn verloving met Fr. is verbroken. Overgegaan, - de tijd zal uitwijzen of dit kan - in een vriendschap van eigen aard. Waarom? Magdalena, mijn liefde voor haar. Je kent mijn voorzichtigheid, hoe ik daartegen op mijn hoede was. En niettemin. Het moest. En het is goed zoo. Voor M. is mijn gevoel completer, en jonger. Niet zoo wijs en gerijpt als in mijn verhouding tot F. En die wijsheid kan ik nog niet beleven.
Laat ik over intimiteiten niet schrijven. Het zou bovendien te veel tijd kosten. We praten wel eens. Ik was verleden week 5 dagen in A'dam. Om allerlei redenen. Ach, laat me maar. Ik wou, als dat kon, wel graag, voordat je naar den Haag gaat, een tijdje bij jullie logeeren. Maar je broer (wensch hem geluk) is zeker al weer thuis. Als je me schrijft, dan per brief. Ze lezen alles. Er tiert een wanbegrip aangaande de questie, enorm!
I. | Ik ben "geestesziek": om van twee vrouwen te houden. |
II. | Ik moet in deze vacantie van het dichterschap genezen worden. |
III. | De sfeer der groote stad heeft me abnormaal gemaakt. etc. |
Schrijf me gauw. Over andere dingen kan ik nu niet best schrijven. Ik tracht wat te werken maar erg evenwichtig voel ik me nu juist niet.
Een hartelijke groet van
je Dick
Groet alle familieleden.
Raad me niet. Ik heb àlles overwogen. Ik weet en ben zelfverzekerd. Deze amour fatale moest werkelijkheid worden. Dàt vermoedde ik toen nog niet.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum