Menno ter Braak
aan
D.A.M. Binnendijk [Amsterdam]
Eibergen, 11 december 1925
Eibergen.13.XII.'25
(Vrijdag nog wel!)
Geliefde medestrijder op het raadselachtige gebied,
hierbij de eerste confessie uit den Achterhoek, ‘moeurs de province’. Het Distelvinkje kijkt verbaasd van dit onzakelijk en onlitterair begin, waarvoor het eigenlijk geenszins bestemd is. Een vrouw ook, een vrouw aan de éene kant, een vrouw aan de andere kant... En ik, die toch ook deels hier heen ben gegaan, om me ‘af te zonderen’ en te werken, ik vrees het ergste! - Ter zake: hedenmiddag ondernam ik mijn eerste tocht in het hol van de leeuw. Praeludiën: van zuinige moederlijke lippen indices, dat ‘mevr.’ Pl. gevraagd had, of ik vooral gauw ‘eens’ aankwam. Verder uit eenzelven gedrag weinig conclusies te trekken. - Ik, hoewel ik ook de beleedigde had kunnen spelen, heb me vandaag opgemaakt ter expeditie, langs een ontzettend smerige weg, met allerlei sprookjes tegen de ouders, die me aanraadden te wachten tot mooi weer etc. Mooi weer! Enfin, met eenige sidderingen onder de hartstreek en compleet bevuild door het achterhoeksch slik, belde ik aan bij de sfinx. Thuis? Binnen. Weerzien en ontroering, beiderzijds kunstmatig verborgen. Zij... ik ben pas weer terug, dus spaar me puberteitsgelijkende bijzonderheden. Nogmaals, mijn carrière ben ik misgeloopen.
Maar... vrouwen ook, vrouwen. Nu komt het wonderlijke. Hoewel het ± een kwartier duurde, alvorens de eigenaar van huis en vrouw binnenkwam, viel er geen woord over het uitblijven van den brief. De sfeer was prettig en slagvaardig. Schemerlamp. Haard. Vrouw - man. Man bemodderd, vrouw uitstekend gekleed. Maar geen woord daarover! Het was, als was het niet gebeurd. Over vorige brieven spraken we, alsof ze gisteren geschreven waren. Het was absoluut goed. Geef me jouw verklaring over dit feit. Ik begon er natuurlijk niet over en liet me de goede sfeer aanleunen. Eenige malen gaf ik een duidelijke ‘verwijzing’, maar ik kreeg geen reflex. - Daarop de heer Pl. gewoon, even opnemend. Onwetendheid op litterair gebied door vrouw eenigszins korzelig rechtgezet. Bemoeide zich opvallend met de kinderen. Ik onderwijl natuurlijk eenigszins ‘bescheten’ voor mijn eigen gevoel, maar correct, geloof ik, tegenover hem. - Het geheel: heerlijk. Zoodat ik lichtelijk verdwaasd in de duisternis terugkeerde, in het carbidlicht van een arbeider, die mij over ‘organisatie’ onderhield.
Een wonderlijk praeludium. Er zit natuurlijk ‘iets’ achter. Als het uitblijven van de brieven een gewone, mathematische oorzaak had gehad, was er niet de minste reden geweest erover te zwijgen. Wat het nu juist is, kan ik me voorloopig alleen met verschillende hypotheses verklaren, maar ik vertrouw, dat jouw beproefd inzicht mij, in dit oogenblik geenszins objectieve, een sleutel zal verstrekken. Overigens: dit is pas een vrouw!
Het ongelukkige is, dat ik hier in de buurt vrijwel machteloos ben. En dan te weten, dat er ‘iets’ is. Wat? -
Hierover voor vandaag genoeg. Ik ben op dit gebied nu niet al te normaal.
Overdenk de zaak ook eens, om mij een genoegen te doen! Ik weet wel, dat jezelf eenige besognes aan je hoofd hebt, die je daarvan zullen afleiden, maar doe het desnoods als sport. Hoe gaat het overigens met de knijperij? Ach, wij allen laboreeren aan een teveel. (Ik ben niet geheel normaal) Meld me ook daaromtrent spoedig meer!
Om dit Distelvinckpapier niet heelemaal onwettig te verkrachten gelijk een minderjarige vrouw: ik zend je hierbij de laatste redactie van ‘Martyrium’. Op je advies heb ik nu alle onnoodige aanduidingen weggelaten. Vind je het zoo goed? Ik bedoel als geheel; detailfouten kan ik later altijd omwerken. Mezelf komt het in deze conceptie wel bevredigend voor. Mocht het je zoo bevallen, dan sta ik het je af, om aan de nieuwe redactie der V.Bl. voor te leggen. Graag dus nog je ‘laatste oordeel’. -
‘Erts’ zit zeker nog in den grond, dank zij den volijverigen, maar helaas zoo zieken mijnwerker van Looy. Ik kreeg althans nog niets. Zeer gespannen. De spanning neemt iederen dag iets toe, maar wordt op dit oogenblik langs andere banen afgeleid. -
Eibergen is phaenomenaal eenzaam en 4.5 K.M. van Neede gelegen. -
Gedenk mijner morgen ter ‘Kring’! -
En nu, laat binnenkort iets van je hooren. Ik voel me wat ‘gemengd’. Zekerheid en machteloosheid.
Een hart. hand, mon cher, en het beste met eigen aangelegenheden.
je
Menno
Groet op de ‘Kring’ alle bekenden. Dit is verder natuurlijk (maar dat spreekt trouwens al wel vanzelf) een geheim schrijven!
Teirlinck lees ik nu.
Vrouwen zijn honnête poppen / Die geen mannen konden worden
NITA ESSER
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum