Victor E. van Vriesland
aan
Menno ter Braak
Rotterdam, 16 januari 1933
Rotterdam 16 Januari '33
Leuvehaven 34b
Beste Menno,
hartelijk dank voor je loyalen brief. Ik was daar erg blij mee, want ook mij heeft het verbeken van onze relatie die, zonder intiem te zijn, toch uitermate vriendschappelijk was en, naar ik aanneem, op onderlinge waardeering berustte, erg gehinderd. Mijnerzijds wil ik je nog zeggen, dat ik je zonder je houding te billijken of mij, met den besten wil, erdoor te kunnen laten leiden, toch steeds begrepen heb dat je in dit speciale geval meer dan redelijk verantwoord was gedreven moest worden door affecten, die overigen slechts natuurlijk zijn. Als je - maar dit is geen verwijt - de zaak wat anders had aangepakt en mij eens gewoon aangesproken hadt over wat je op het hart hadt, zou je ontstemming niet gegroeid en geaccumuleerd zijn tot het conflict, dat ik tenslotte niet meer betreur, nu het tot deze opheldering geleid heeft. Natuurlijk zou ik ook dan echter op mijn stuk zijn blijven staan in het afgrenzen van een bepaald gebied.
Al draag ik minder vrijmoedig het hart op de tong dan Eddy en jij, toch ben ik er ook niet zoo afkeerig van het analyseeren van mijn gevoelens, al wordt die gewoonte steeds minder - waarschijnlijk omdat er steeds minder te analyseeren valt. Zeer persoonlijke gevoelens bespreken kan ik echter alleen op een oogenblik, dat ik niet meer zoo van verdriet vervuld ben, en dan nog alleen met mijn zeer vertrouwde, met wie ik wel meer zulke intieme gesprekken gevoerd heb. Bovendien maakte de soort Valentin-gestalte, die je in mijn oogen aannam, het mij al onmogelijk, met je te redetwisten over iets, dat mij zoo na aan het hart lag, dat ik er alleen in een geest van vriendschappelijke genegenheid aan kon laten roeren. Ik expliceer je dit nu zoo uitvoerig, niet om een afgedane zaak nog eens op te halen, maar om je duidelijk te maken dat ik in het algemeen niet zoo een overdreven pruderie heb om over gevoelszaken te spreken, en dat mijn houding er niet op berustte dat ik onze relatie niet als vriendschappelijk beschouwde.
Maar genoeg hierover: je begrijpt nu hoe bizonder welkom je laatste brief mij was, en inderdaad, je hebt gelijk: de ernst van de zaak behoort niet tusschen ons te zijn, maar betreft Truida en mij.
Ik bel je volgende week op.
Hartelijke groeten,
Vic
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum