Menno ter Braak
aan
Ant Faber [Zutphen]

Rotterdam, 1 februari 1932

Rotterdam, 1 Febr.1932

 

Beste Ant

Ik heb heelemaal niets te schrijven, en ik heb ook nog geen antwoord op mijn vorige brief; dus zou ik logischerwijze ook niet moeten schrijven, vooral omdat het ongeveer middernacht is en ik de heele avond al papier heb zitten zwart maken. Het is toch niet de moeite waard, om je te vertellen, dat ik eergisterenavond naar ‘24 uur uit het leven eener Vrouw’ ben geweest, z.g. om eenige familieleden op een beschaafde talkie te tracteeren, maar eigenlijk, om me de sfeer van dien Zaterdag te herinneren.

Antwoord hierop maar, dat je me een onmogelijk individu vindt. Ik heb het mezelf in vele opzichten onmogelijk gemaakt. Maar je zult wel begrijpen, dat het juist geen sentimentaliteit is, waardoor ik me onmogelijk vind. Het is wel bij twaalven, maar ik ben toch niet sentimenteel. Ik ben zoo nuchter, dat ik bang ben voor mijn eigen gevoel; dat is juist het onmogelijke.

Laat je H. de Man voor mij loopen, 13 Febr.? Misschien was ik in mijn vorige brief wat overmoedig; waarom zou je hem laten schieten voor mij, een onmogelijke?

Dat ik deze brief verzend, is eigenlijk onzin. Beschouw hem alleen maar als een bewijs, dat ik verward en hartelijk aan je zit te denken. Ik schrijf later weer op de ‘gewone’ manier.

hart. gr.

je Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie