Menno ter Braak
aan
Ant Faber [Zutphen]
Rotterdam, 4 februari 1932
Rotterdam, 4 Febr.’32
Beste Ant
Het was erg aardig van je, je brief per expresse te sturen, en verder maar niet al te uitvoerig op mijn laatste ‘kantteekeningen’ in te gaan. Nu heb ik er tenminste geen spijt van, dat ik ze verzonden heb, integendeel. Als je er een uitvoerig commentaar aan had vastgeknoopt, zou je me niet beter hebben kunnen geruststellen! Ik moet nu eenmaal van tijd tot tijd zulk soort brieven ‘plegen’, daaraan verhelpt zelfs de meest intellectueele zelfbeheersing niets. We praten er in Amsterdam wel over.
Ik zal dan ook de nieuwe afleveringen van Dr. Dumay voor je meenemen. Erg hard schiet ik er niet mee op, omdat ik nogal wat te doen heb gehad voor de school en bovendien allerlei ‘kleingoed’ voor Forum en Filmliga moest verrichten; o.a. een duitsch stuk vertalen, wat geweldig ophoudt, omdat die kerels alles met tegenwoordige deelwoorden doen, waardoor enorme vertraging bij de vertaling ontstaat. Maar toch heb ik het gevoel, dat ik constant bij Dumay kan blijven. Langzaam werken heeft ook zijn voordeelen; de beste ideeën komen tusschendoor. Gisterenavond heb ik mr. Donner zijn lorgnet laten verliezen, waardoor hij nu nog ronddwaalt in een ‘gassige wereld, waarin de lantaarns stuivende pluimbollen zijn’; hij is n.l. nogal erg myops. Zijn vrouw heb ik Lydia gedoopt. Eigenlijk een te mooie naam voor een doorsnee-vrouw. Maar enfin, het is gratis. Het kind zie ik nu ook wel ongeveer; ik zal dankbaar van je aanwijzingen gebruik maken.
Je opinie over Greshoff deel ik. Hij is geestig, vrij van verkeerde zwaarwichtigheid en verhevenheid, maar hij komt daar ook tamelijk zelfgenoegzaam voor uit. Als vulgarisator van de ideeën van du Perron heeft hij ongetwijfeld verdienste; en hij heeft ook zeker een eigen toon, studentikoos en au fond op niets berustend. In de taaie nederlandsche letteren is hij tóch wel een charmante verschijning, vooral, omdat zijn sympathieën en verontwaardigingen echt zijn. Ik ken hem persoonlijk.
Slauerhoff is mij als anti-papist al sympathiek. Maar bovendien houd ik veel van zijn flodderigen stijl. Zoo maar, ik weet ook niet precies waarom. En wat vind je van onze ‘ontdekking’, de 17-jarige R. van Lier, die onder pseudoniem R. van Aart moet schrijven, omdat hij anders kans maakt te blijven zitten op het gymnasium?
Ik heb je zoo juist het ‘Hampton Court’ van du Perron gestuurd; ik bedoel zijn roman ‘Een Voorbereiding’, die werkelijk de analogie van ‘Hampton Court’ is. Doe me het pleizier, het boek even te lezen voor je in Amsterdam komt? Kristiaan Watteyn is het pendant van Andreas Laan, hoewel zij, wat temparament, geboorte, aanleg, opvoeding etc. etc. betreft zoo ongeveer niets gemeen hebben; even weinig als een Franschman en een Hollander, even weinig als du Perron en ter Braak. Juist daarom, denk ik, zijn wij zulke dikke vrienden geworden; langs totaal verschillende wegen zijn onze intellecten op ongeveer dezelfde conclusies gestuit, zonder iets van elkaar af te weten. Toen wij n.l. onze romans schreven, kenden wij elkaar nog niet. - Vergelijk alleen al Eline met Andrée, en het verschil is manifest; een amsterdamsche universiteitssfeer tegenover Parijs en Montmartre. In alle bescheidenheid geloof ik, dat H.C. als roman beter in elkaar zit, omdat ik Andreas Laan beschreef toen ik verder van hem afstond, dan du Perron van Watteyn (die hij trouwens nog veel meer zelf is dan ik Andreas); maar daartegenover heeft hij een veel interessanter dialoog, veel meer gallische esprit dan ik. Enfin, lees en oordeel; ik ben benieuwd. Als dit je bevalt, mag je de volledige werken des mans van me leenen.
Vanavond spreekt Jan Engelman hier in ‘De Bijenkorf’ bij een schilderijententoonstelling; wij zullen na afloop naar Sandeman gaan en onze principes nog eens laten botsen. Stel je voor, Ant: ik was gisteren op die tentoonstelling en zag een aquarel van Georg Gross, dat ik zoo prachtig vond, dat ik het bijna gekocht heb! Het kost f 200, en ik ben nu bezig ergens geld vandaan te sleepen, want ik heb het niet contant. Mijn oom in Tiel is ‘angepumpt’, maar ik vrees, dat hij die f 200 wel niet voor zulke ondegelijke doeleinden zal willen voorschieten! - Het is werkelijk geen geld voor het stuk.
Natuurlijk is je houding tegenover de Man de eenige, die een behoorlijk antwoord kon zijn op mijn blague. Ik ben eigenlijk zoo schandalig bezet met vooroordeelen, die op pijpen en nog wel andere artikelen berusten, dat ik bloosde bij je zeer juiste ‘terechtwijzing’. Ben ik ook bezig dogmatisch te worden? Afwachten maar. - Ik kan 13 Febr. ± half drie in Amsterdam zijn; als jij er omstreeks dien tijd ook bent, hebben we nog een heelen middag. 's Avonds mag jij dan lekker naar de Man en ik ga fijn naar de bioscoop. Zondag moet je dan maar heelemaal voor mij open houden. Wat Maandag betreft: ik heb dan van 8.45 tot 3.10 les. De stoel staat den heelen dag tot je beschikking!
Je gedachten over de schoonheid loopen parallel met de mijne. Ik had ook al lang, voor ik het durfde bekennen, de ‘minachting’ voor de aestheten, maar ik vond hen te gewichtig, om dat ronduit te zeggen.
Dag!
hart. gr. van
je Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum