Menno ter Braak
aan
Ant Faber [Zutphen]

Rotterdam, 9 september 1932

Rotterdam, 9 Sept.’32

 

Lieve Ant

Voor ik morgen naar Brussel uitstap, nog even een antwoord op je brief, die me in de betrekkelijke eenzaamheid troostte. Ik schrijf met potlood, want mijn vulpen is in de reparatie. Het kost me dit jaar bepaald moeite om weer aan het ‘vak’ te wennen. Het is lastig om in dit stadium nog ook maar oppervlakkig de noodzakelijkheid in te zien van het lesgeven aan onmondigen; dat belast me ieder jaar trouwens meer. Mijn baantje is, de cultuur te verheerlijken; en mijn standpunt brengt hoe langer hoe meer mee de cultuur te analyseeren en voor een overgroot deel overbodig te vinden. Daarom moet ik me voor de klas opzweepen (vaak) tot een enthousiasme dat ik niet meer bezit, voor poëzie, proza, geschiedkundige interessanthedens etc. om niet te spreken van stijloefeningetjes e.d. in de eerste klassen! Op welke manier een ‘juste milieu’ te vinden? Het is toch veel prettiger, lijkt me, om dominee te zijn (maar dan met overtuiging natuurlijk). Een leeraar met overtuiging staat zichzelf hopeloos in den weg. Ik kan toch b.v. niet in de letterkundeles gaan verkondigen, dat de heele productie tusschen Erasmus en Multatuli me eigenlijk weinig kan schelen? Dan ben ik in twee lessen uitgepraat. Weer, er zit niets anders op, dan Wolff en Deken maar weer de tol van mijn relatieve hulde te betalen (zij zijn, bijvoorbeeld, niet zoo vervelend en dom als Justus van Effen).

Wat een dilemma! Ik tracht er maar vroolijk bij te blijven en zit een beetje notities te maken voor het nieuwe boek, dat me in zekeren zin op de tong ligt, terwijl het toch prettig is een tijdje met het definitieve schrijven te wachten. Ben ik eenmaal weer begonnen, dan ben ik ook weer eenigszins de slaaf van mijn werk. Het eerste hoofdstuk zal beginnen met een constateering van mijn arrogantie en pedanterie, en waarschijnlijk heeten: ‘Waarom schrijven na het dertigste jaar?’

Natuurlijk ga ik mee kamers kijken! Al was het alleen maar voor de lotgevallen daarbij. Maar ik heb bovendien eenige subtiele ervaringen op dat gebied en kan dus misschien ‘wenken’ geven. Over de fatsoensbegrippen van het menschdom b.v., waar je erg mee op moet passen; voor begrippen à la mevr. Laurens moet je de beste kamer (2 woorden) laten schieten!

Wat zou ik een plezier gehad hebben, als de Engelkessen verleden Zondag waren gekomen! Flagrant délit zou nog mooier zijn geweest.

Uit Eibergen hoorde ik, dat je een brief had gepleegd. ‘Men’ zou er op antwoorden. Wat heb je zooal geschreven? Antwoord daar vooral op!

Ik lees door elkaar Darwin, Theophile Gaultier en Mrs. Dalloway. Een prachtige combinatie, waarvan ik Darwin in deze stemming het boeiendst vind.

Nu dag, hoor, en Woensdag zie ik je dus. Schrijf, waar, wanneer. Ik heb met mijn snertrooster tot 1.10 les. Houd daar maar rekening mee.

Dag! Groet kamerlid en Miss Zutphen van

je Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie