Menno ter Braak
aan
Ant Faber
Rotterdam, 29 september 1932
R’dam, 29 Sept.’32
Lieve Ant
Hierbij een ‘vertaling’ van een stukje Nietzsche, die ik voor mijn pleizier vanavond maakte, om te probeeren, of vertalen moeilijk is - het is beestachtig moeilijk, merk ik, tenminste gegeven een man als Nietzsche. Ik las het aphorisme vanmorgen toevallig eens over en peinsde over de waarheid ervan. Iets waars zit er zeker in. Wat denk jij ervan? Is het een te gemakkelijke tegenstelling? Of geldt het niet voor ‘de’ vrouw, maar alleen voor een kategorie?
Bij ‘de’ man moet hier alvast gedacht worden aan een behoorlijk soort; want de mannen, die ‘slaven worden’ zondert N. zelf uit (dat is eigenlijk te handig, vind ik, want daardoor verliest het aphorisme aan volstrekte geldigheid).
Als je deze enveloppe opent, vind je ditmaal dus weinig ter Braak en veel Nietzsche. Geen kwade wil, maar toch: tot Zondag, als afgesproken! tusschen 4 en 5 waarschijnlijk, anders iets later.
Ingesloten nog een briefkaart van den welbekenden ‘zitvlaklikker’ (iemand dus met aanspraak op de laatste zin van Nietzsche's aphorisme). Kan weg na lezing.
Dag! veel hartelijke groeten van
je Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum