Ant Faber
aan
Menno ter Braak [Rotterdam]

[Scheveningen], [7 oktober 1932]

Vrijdagavond

 

Lieve Menno

'k Ben net om 11 uur thuis gekomen en ik zit nu lekker nog even uit te puffen en op te warmen bij m'n gaskacheltje. Hoe is 't met je, heeft het griepje zich niet ‘doorgezet’? Was je op tijd Woensdag? Ik ontdekte de volgende morgen, dat mijn klokje wat achterliep; ik kwam te laat bij de tram en moest toen met de trein; zonde van de 50 ct, voor straf mocht ik geen kopje koffie.

Gisteravond was ik bij tante Griet, wel genoeglijk. 't Is een practisch ideale familie, maar er ontbreekt voor mijn gevoel toch altijd wat aan. Ze hadden in tijdschriften enkele dingen van je gelezen, maar begrepen er geen van allen wat van. Ik heb me daarover zeer verbaasd getoond. Ze vermoeden, dat je een tweede Dick Bartling bent; die filosophen! Ik heb aangeboden je eens te vertoonen, indien er geen bezwaren waren. 't Was me eigenlijk een beetje te min, dat ze je niet begrepen, tenminste dat Anne de neef je niet begreep, 'k heb beweerd, dat ik je zelfs begreep, dus...

'k Wilde hem nu wel iets van je leenen, maar wil het eigenlijk zelf niet missen, 'k vind het vervelend, als het weg is, heb je geen duplicaten?

'k Ging met 'n blauwe tram naar huis en ben toen heelemaal verdwaald. 'k Weet heelemaal niet hoe het kwam. 'k Liep ergens over te denken en wat te soezen en toen ik opkeek liep ik in een lange straat met boomen en wist heelemaal niet waar ik was; er volgde een plein met boomen en aangezien er bij de Zwolschestraat geen boom te bekennen valt, keek ik zeer vreemd op. Pikdonker, geen mensch te bekennen. 'k Voelde me door dat pleintje zeer verwant aan Dumay, moest alleen maar lachen. Aan een juffr. die haar hondje uitliet heb ik gevraagd, waar ik was. Leuvenschestraat, je weet, die zoo gek rondloopt, ze heeft me toen weer een eindje op weg gebracht. Gekke gewaarwording is dat.

Vanmorgen, met dat prachtige weer, ben ik dwars door de duinen naar het strand geloopen. 'k Was volmaakt gelukkig met m'n woonstêe. 't Was er bedrijvig. Paarden die gebaad werden, een die allerlei passen moest leeren en nog een paar gewone paarden. 'k Heb geprobeerd de loop van een paard te construeeren, het is moeilijk, verder bespeurde ik vele honden, een meneer was bezig een groote herder te kammen en te borstelen.

't Was prachtig. Als ooit de wereld nog eens vergaat, dan zal het op zoo'n dag plaatsvinden. 'k Heb er vrede mee! Vanavond moest ik ‘surveilleeren’ op de studiezaal, een soldaat praatte te veel met twee meisjes, die fransche woordjes moesten leeren; dit wordt niet gedoogd.

'k Las het slot van ‘bed en wereld’. Arme Otten, om zoo gekweld te worden. 'k Wed, dat als hem werd toegestaan ‘dood te gaan’, hij toch nog maar zou weigeren.

Las je 't October nummer van de Stem al. Er staat een blijmoedig éénactertje in van Antonie Donker. Zéér geestig!! Over Menno, Eddie, Jan en Slau!

Dag hoor.

Groet Truida.

Ant

 

Zal je goed op je-zelf passen? Ik kom dus Woensdag 4 uur of tusschen 4 en 5. Morgen ga ik naar Zutfen. Schrijf nog even of je ‘goed’ bent. Dag hoor! Ant

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie