Ant Faber
aan
Menno ter Braak [Rotterdam]
[Scheveningen], [31 januari 1933]
Lieve Menno
Ik kom dus morgen in Rotterdam, indien ik tenminste ‘fit’ ben. 'k Was nl. niet erg lekker, had vannacht oorpijn, maar ben nu wel weer goed, alleen wat verkouden. Als ik niet kom, bel ik wel even op. 'k Ga niet eerst naar Scheveningen, maar neem van Leiden de trein van 13.53 naar R'dam; 14.29 D.P. Je hoeft me niet te halen hoor, ik ga wel naar de Beukelsdijk.
Ik wil Jef Last ook wel eens hooren, en Rusland interesseert me ook, maar niet op de manier van Last, vermoed ik. Verder kan ik dan meteen controleeren, waarom de man vermoedelijk idioot is en eerzucht heeft.
Ik vind het ook wel goed, dat de kou weg is, al heb ik heerlijk ‘uitgereden’ Zondag. 'k Vond het gezellig met de zusjes; 'k had voor de eerste keer het gevoel er een beetje bij te hooren.
Gisteren was hier een aardige meneer, die het jammer vond dat Multatuli niet meèr geschreven had. Ik voed hem nu op tot de ‘nieuwere literatuur’ en heb hem om te beginnen eenige ‘ertsen’ meegegeven.
'k Heb het prettig druk, 'k ben nl. de eenigste volontair, één met vacantie, één ziek. Dat omgelummel maakt me naar, al lummel ik graag om.
Dag liefje, tot morgen dus; 't was dus plezierig in Tiel, ik wil graag eens mee.
Dag.
tuut v Ant
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum