Menno ter Braak
aan
Ant ter Braak-Faber
[Den Haag], [vermoedelijk 21 oktober 1938]
Vrijdagmorgen
Schatje!
Hartelijk dank voor je (zij het dan ook bescheiden) levensteekens! Je hebt zeker niet overmatig veel tijd om meer te laten hooren, maar dat komt ongetwijfeld mondeling dik terecht, denk ik. Alles gaat hier heel behoorlijk, maar toch is de ‘nervus domus’ (zenuw van het huis) afwezig, dat blijkt uit alles. Mientje is uitstekend op dreef, dat moet ik zeggen.
Vanmorgen een beroerd bericht van Bep uit Bandoeng. Eddy is plotseling zwaar ziek geworden, heeft hartaanvallen gehad, en daarna longontsteking gekregen, zoodat hij nu (de brief is natuurlijk van Vrijdag j.l.) in het ziekenhuis ligt. Hij mag zich in niets vermoeien, zelfs mijn brief mocht hem nog niet worden voorgelezen, schrijft Bep; hij krijgt injecties om te slapen. Het rare is, dat je absoluut niet weet, hoe het nu ermee staat, want de berichten gaan voor zulke dingen toch weer veel te langzaam. Ik heb vanmorgen een telegram gestuurd met beterschapswenschen.
Gisteren heb ik met Salden in de stad gegeten en de toekomst met hem besproken. Het zal er n.l. wel van komen, dat hij bij Piet Zwart weggaat, want die buit hem gewoon uit. Ik heb hem gezegd, dat ik hem die f 20 in de maand desnoods kon garandeeren; de Van Rantwijks willen daartoe ook bijdragen. Wij hebben bij de Chineezen Indisch gegeten; hij vond het erg lekker.
’s Avonds bezochten we Peter den Grooten, die zeer de moeite waard is. Een verademing zelfs wel in al het conventioneele filmgedoe, moet ik zeggen. Je moet er vooral heen gaan, hij is geprolongeerd.
Ik mis je toch wel zeer. Al kan ik, wat de praktijk betreft, gemakkelijk weer in een vrijgezellenbestaan terugkeeren. Maar de ‘temperatuur’ van het huis en het leven is dan veel lager.
hart. gr. enz., ook van mijn huishoudster
je Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum