Menno ter Braak
aan
Ant ter Braak-Faber
[Den Haag], [18 oktober 1938]
18 oct.
Liefje,
In der haast een klein bewijs van mijn durende en groeiende genegenheid, voor het vertrek van de nachtpost. De Greshoffs zijn juist vertrokken; hun verblijf heeft zich in allen voorspoed voltrokken <3x trekken excuse me>. Gisteren waren Jan en ik te gast bij Vestdijk, die 40 jaar oud werd. Zijn concubine bood ons kummel en taartjes aan, het was heel gezellig. Ik zal haar een volgende keer met hem mee-inviteeren, dus dan moet je een praatje met haar maken!
Heb je het telegram van Coclico ontvangen? <Coclico verschuilt zich overal, hij rouwt.> Hij stond er op om je te telegrafeeren, hoewel ik het hem heb afgeraden, omdat het je bij aankomst misschien zou doen schrikken. Maar hij was niet te bewegen van het plan af te zien; ‘Want’, miauwde hij, ‘als zij over de schrik heen is, zal zij het toch wel aardig vinden, dat ik haar afwezigheid bijna ondragelijk vind en op deze manier van mijn sympathie doe blijken.’ Toen heb ik maar toegegeven.
Je kaart van de boot hebben wij met genot gelezen. Alles loopt hier tot dusverre op rolletjes. Mineke heeft fraai gekookt, zoodat zij verschillende complimenten heeft geïncasseerd van de gasten.
Eerst had ik gisteren door je vertrek melancholische neigingen, maar het is weer bijgetrokken. Toch zal ik het heel prettig vinden je weer te zien opduiken.
Er was ook een briefkaart uit Eibergen; men had daar weer in lang niets gehoord. Stuur die beiden eens een berichtje uit het Noorden! Zij zullen het zeer op prijs stellen.
Nu, schatje, ik moet dezen brief snel in de bus werpen, onder stormgeloei. Mineke en Coclico zenden hun hartelijken groeten en wenschen je veel voorspoed.
Veel liefs van je
verweduwde, maar zeer liefhebbende
Menno
hart. gr. ook aan Mans & eega.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum