Menno ter Braak
aan
Victor Varangot (Hilversum)

Den Haag, 25 juli 1935

den Haag, 25 Juli '35

 

B.V.

Van morgen ontvingen wij de aankondiging van jullie vernieuwde huwelijksplannen. Aangezien ik jullie destijds al geschreven heb, hoe ik over een huwelijk onder deze omstandigheden (die inmiddels in geen enkel opzicht zijn gewijzigd) denk, voel ik me alleen nog verplicht, je precies te zeggen, wat mijn opvatting is van jouw optreden in dezen. Het is beter om van te voren misverstand te voorkomen.

Het lijkt mij n.l., dat je laboreert aan een zeer belangrijk tekort aan ‘ponteneur’, waarvan andere lieden dikwijls te veel hebben. Het schijnt je volkomen onverschillig te laten in je haast om de burgerlijke waardigheid van echtgenoot te bereiken, dat je door je relatie met Truida op deze stadhuismanier te bestendigen tot een ‘verbond’ met zakelijke, wettelijke consequenties ook officieel op kosten van haar werkvermogen en ev. van wederzijdsche familieweldadigheid gaat leven. Je permitteert je de luxe om een betrekking, leverende op 150, niet eens te probeeren, je accepteert echter wel met een kalm gemoed de bankbiljetten van een zekere tante Anna, die tegen de bedoeling van de geefster in dus mede dienen om jou die luxe mogelijk te maken. Het kan je hoegenaamd niets schelen geld aan te nemen van je schoonouders, die het zelf niet kunnen missen. Etc. Een man met eenig gevoel van eigenwaarde zou in zulke omstandigheden liever tot 10 uur 's avonds in een reisbureau staan dan op deze manier den pacha uit te hangen. En het eenige antwoord, dat je op deze bezwaren, waarvan ik je onlangs mondeling al in kennis stelde, geeft, is: we gaan toch maar weer trouwen, want dat ‘vergemakkelijkt onze positie in Brussel’! (Of dat zoo is, betwijfel ik, maar ik laat het, als niet ter zake doend, verder ter zijde).

Wanneer je mijn bezwaren tegen je houding niet voelt, en niet voelt als een bewijs van afkeer van dit stuk van je persoonlijkheid, dan heeft het geen zin er verder nog over te schrijven of te praten. Ik zou je er niet eens over schrijven, wanneer ik niet zeer veel sympathie had voor andere dingen in je karakter; beschouw deze brief dus als vriendschappelijk, maar trek je eindelijk eens iets aan van wat men je met vriendschappelijke intenties zegt.

In de gegeven omstandigheden getuig ik liever niet, tenzij jullie meent dat als een bewijs van ‘brouille’ te moeten beschouwen. Geloof mij, ik zal geen moment rancune hebben, als je toch trouwt en je weer niet stoort aan mijn (volgens jou blijkbaar feodale) principes; en we rekenen er dan ook op, dat jullie hier logeert, in alle omstandigheden. Maar je moet me ten goede houden, dat ik dan over zekere kanten van je karakter denk zooals ik hierboven heb uiteengezet. Ik respecteer (in dat opzicht beschouw ik je nu als een parallel met Vestdijk) den mensch boven de litteratuur, en een karakter boven een parasiet. Dit laatste woord is sterk, maar zoo voel ik het.

hart. gr. 2 X 2

je Menno

 

Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie