Menno ter Braak
aan
Victor Varangot (Woluwe, België)

Den Haag, 16 december 1936

B.V.

Het is bijzonder vriendelijk van je, dat je, op grond van een goed getuigschrift, mij uitgereikt door Konrad Merz, wel zoo goed wilt te gelooven, dat ik mij niet ‘verkocht’ heb. Andere documenten dan deze quitantie schijnen je niet ter beschikking te staan.

Het schijnt niet tot je door te dringen, dat ik aan in dergelijken vorm aangeboden excuses niet de minste waarde kan hechten. Daar ik me niet als met je gebrouilleerd beschouw en je dus best een hand wil geven, als ik je in een café ontmoet, heb ik je, meen ik, al meer meegedeeld; daarvoor heb ik die excuses dus niet noodig. Ik versta onder dit begrip een loyale uiteenzetting van de beweegredenen, die je tot het schrijven van dat misselijke briefje brachten. Mocht je er werkelijk prijs op stellen je in mijn oogen als behoorlijk mensch (honnête homme) te rehabiliteeren - iets, waar ik je in het geheel niet toe dwing -, dan verzoek ik je dat op een andere wijze te doen dan via de inlichtingen van Konrad Merz, hoezeer ik ook daarin vertrouwen stel. Ik ben bereid je argumentatie aan te hooren en er, nogmaals, de mijne tegenover te stellen. Ik ben ook bereid, je verder als aanzienlijke vreemdeling te blijven aanspreken bij een toevallige ontmoeting, wanneer het je teveel moeite is om je op een discussie van man tegen man eindelijk eens voor te bereiden.

gr.

Menno

 

Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie