Menno ter Braak
aan
H.E.G. ter Braak en G.A. ter Braak-Huizinga (Eibergen)
Berlijn, 16 februari 1927
Berlijn, 16 II 1927
Beste vader en moeder
Het is hier de laatste dagen zulk mistig, onaangenaam, doordringend koud weer, dat ik gisteren zelfs 's morgens licht aan moest steken om te kunnen lezen. Het Berl. Tageblatt voorspelt, dat het nog een paar dagen zal duren. De stad is met die atmosfeer om zich heen zeer sinister, alleen 's avonds is het, zooals in iedere wereldstad, gezellig. Daarom echter niet getreurd - hedenavond zal ik met Frau G. en Hilde, benevens een andere familie, naar het bal der berlijnsche Burschenschaft gaan, in de Marmorsaal am Zoo. Ben zeer benieuwd, hoe men daar als slappe, buigzame Hollander, die in een hoek van 70 tot 80o over de straat loopt, daar ontvangen zal worden. Het kost me een paar lakschoenen en waarschijnlijk champagne. Voor Hilde is het de introductie in de balwereld en zij is dus zeer geschokt daardoor; ik weet niet, of zij de dame al voldoende zal kunnen uithangen! Gerda moet nog thuisblijven. Het student zijn of geweest zijn schijnt hier überhaupt erg te imponeeren; vooral deze heeren, die ook nog aan Mensur doen, genieten hoog respect. Een cultuurhistorische verrijking van mijn duitsche indrukken zal het in ieder geval zeker wel zijn, zoodat ik de invitatie van ‘Neo Germania’ met groot genoegen heb aanvaard.
Een waarschijnlijk hoogstaander impressie echter was de ‘Diktator’ van Bassermann, die ik j.l. Donderdag zag. Het stuk is wat droog, maar wel merkwaardig; maar Bassermann en zijn gezelschap zijn buitengewoon, zoodat de heele voorstelling voortdurend boeit. In Amsterdam schijnt Verbeek, die dezelfde rol speelt, juist beneden critiek te zijn, zoodat ik hier in een betere situatie verkeerd heb.
Ook al weer een bijdrage tot kennis van het Deutschtum was de familie Kuttner, die ik na veel zoeken (want ik was het nummer vergeten) eindelijk vond. D.w.z. de heer des huizes heb ik nog niet gezien, hij was bezig aan zijn spreekuur. Natuurlijk waren ze zeer overdonderd door mijn plotselinge verschijning. Frau K. is een eenvoudig en natuurlijk (natuurlijk duitsch en duitschnationaal) iemand, ook zeer beschaafd. Annemarie is niet veel veranderd, sidderde van de zenuwen, toen ze mij zag. Hun woning is zeer aristocratisch, dateert van voor den oorlog; want anders zou men zich verwonderen, dat zulke goed gesitueerde menschen hun kind pro Deo exporteeren. Ook Paul Albert heb ik op een hobbelpaard zien zitten; niet bepaald een mooi ventje, meer een toekomstige Junker. De ontvangst was echter zeer vriendelijk en ik vermoed, dat ik dan ook wel niet aan een herhaling zal ontkomen. Waarbij ik dan met de heer des huizes zal kennis maken.
Eindelijk ontving ik dan ook proeven van de Groene, zoodat, als er tenminste niet nog langer gewacht wordt, a.s. Zaterdag wel een stukje zal verschijnen. Vlugheid kan men de redactie niet ten laste leggen. Enfin, ik krijg mijn geld terug en bovendien nog een honorarium. Een volgende brief zal waarschijnlijk over Shaw en het nieuwe stuk van von Unruh, ‘Bonaparte’ gaan. Vandaag of morgen hoop ik ook I10, 2 met mijn artikel over ‘Metropolis’ te ontvangen. - Van de heeren Winkler, Franken e.a. kreeg ik een uitnoodiging 22 April op een filmconferentie in het Oolgaardthuis te Arnhem een lezing te komen houden over ‘Grondslagen der Filmaesthetica’. Ik heb dat aangenomen, moet dus tegen dien tijd zooiets klaar hebben. Reis- en verblijfkosten worden vergoed. Verleden jaar is ook een dergelijke conferentie gehouden, waarover ik toen wel in de krant heb gelezen. In ieder geval kan deze lezing over de film behoorlijk ‘zwaar’ zijn.
Post krijg ik altijd vrij veel, soms zwijgt plotseling alles, dan weer komt een massa tegelijk los. Alleen kreeg ik nog geen ‘Stem’; ik vermoed, dat Coster mijn stuk nog niet geplaatst heeft, anders had ik bewijsnummers en overdrukken al moeten hebben, met hem is, wat vlugheid betreft, al evenmin land te bezeilen als met de ‘Groene’.
Mijn dagindeeling is weer zeer regelmatig - nu er geen zieken zijn. Meestal eet ik in de stad, ± 2 uur, ook wel in het Geschäft. 's Middags ben ik dan meestal in de bibliotheek, 's morgens meest thuis. Aan het eten heb ik me nu ook geheel gewend; 's middags warm eten vind ik zelfs te prefereeren boven de hollandsche methode!
Tot de volgende week.
Hart. gr.
Menno
Van Wim Zondag een brief. De zaak-Chmielowsky blijft mij völlig unklar, daar steeds verondersteld wordt, dat ik het al van andere zijde gehoord heb. Wat is er eigenlijk gebeurd? - Van de ploerterij een extatische briefk. over Teddy's terugkeer. Ook een mirakel. - Hierbij een kiekje van Gerda, dat zij alleen onder voorbehoud van achterstaande eigenhandige inscriptie wil afstaan. Zij heeft zich juist pony laten knippen, wat haar wel flatteert en fransch doet uitzien.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum