Menno ter Braak
aan
H.E.G. ter Braak en G.A. ter Braak-Huizinga (Eibergen)

Berlijn, 22 februari 1927

Berlijn, 22 II 1927

 

Beste vader en moeder

Beste dank voor den laatsten brief en ingesloten merkwaardigheden, die mij, nog steeds zonder griep, in beste welstand bereikten. De geschiedenis-Chmielowsky heeft me zeer geamuseerd; het riekt echter m.i. bedenkelijk naar oplichterij en het lijkt me niet geraden nadere (vooral financieele) betrekkingen met dezen heer aan te knoopen. Misschien, dat ik door de toestanden hier ietwat pessimistisch zie; maar de menschelijke eerlijkheid op geldelijk terrein is toch wel nergens heel groot. Gisterennacht werd beneden ingebroken bij een slager; de heele winkelruit uitgesneden; onbegrijpelijk, dat zoo iets in een groote straat, zonder gezien te worden, gebeuren kan; er is wel geen politie, maar er zijn toch meestal wel passanten. Overigens, het gebeurt hier iedere nacht een paar maal; verleden week werd hier zelfs een meisje vermoord, naar de kranten zeggen, om 50 Mark. Dat is toch nauwelijks de moeite waard, dunkt me.

J.l. Donderdag heb ik dan kennis gemaakt met de duitsche Burschenschaften. Men heeft hier Korpse, Burschenschaften en Verbindungen. De eerste zijn alleen voor rijke individuen, de tweede voor gematigd-welgestelden, de derde voor de mindere man. Ik zag nu de tusschensoort, die zich echter niet minder bezig houdt met Mensur en Kouleur. Trouwens, ‘sämtliche Burschenschaften sind hier reaktionär’, vertelde mij één der studenten, die me introduceerde, hoe dit klopte met de gebeurtenissen van 1819, wist hij ook niet precies. Zijn vereen. ‘Neo Germania’ draagt de republikeinsche vrijheidskleuren, maar volgens hem heeft de republiek die van hen overgenomen. Overigens waren er zeer geschikte menschen bij en er was een zeer verdienstelijke Jazzband. Het mooiste is de ‘Einzug der Chargierten’, de praesides en bestuursleden der Burschenschaften. Die zijn allen schitterend vermomd, met sabels gewapend en met microscopische mutsjes scheef op de kale hoofden; zij openen het bal door een optocht met vaandels. De praeses der presideerende Burschenschaft hield daarbij nog de z.g. ‘Damenrede’, waarbij (o, Sigmund Freud!) de verschillende qualiteiten van het vrouwelijk geslacht tegenover de mannen op een vrij naïeve manier opgesomd werden, voor een ietwat sceptisch mensch nogal doorzichtig en kinderachtig. Er was echter een schitterende dansvloer (Marmorsaal am Zoo), met een groot publiek, dat dit vertoon erg mooi vindt.

Eerst mocht de Charleston niet gedanst worden, maar na sluiting van het officieele deel triomfeerde de twintigste eeuw al heel gauw. Hilde heeft zich buitengewoon geamuseerd met dit eerste bal en sliep den volgenden dag tot 's avonds half zes.

Deze week zag ik Shaw's ‘Philandera’ met veel genoegen; het is al een oud stuk uit de Ibsen-mode-tijd, maar het is nog actueel genoeg, om te amuseeren. Dit is de derde Shaw van het seizoen; daaraan hoop ik eenige overpeinzingen voor de ‘Groene’ vast te kunnen knoopen. Verder zag ik eergisteren het nieuwe drama van Fritz von Unruh ‘Bonaparte’, met Werner Kraus in de hoofdrol. Een goed stuk, te vergelijken met de Dictator van Jules Romains. Ook uitstekend gespeeld, dat verstaan de Duitschers trouwens in het algemeen goed. Tooneelspelersbloed! De kinderen hier heb ik op de ‘Gold Rush’ getracteerd, dat ik nu zelf voor de derde maal, steeds weer geboeid, zag. Zij amuseerden zich enorm om Charlie Chaplin.

Mijn werk vlot nog steeds; het materiaal begint echter onoverzichtelijk veel te worden, zoodat het eerste, wat ik bij terugkeer doen moet, zijn zal een grondig overzicht van het geheel. Daarbij heb ik nog zooveel andere plannen (de filmlezing b.v. wacht ook nog), dat ik voorloopig mijn tijd best zal kunnen gebruiken. Ik onderhoud hier ook een zeer geregeld contact met alle hollandsche vrienden, zoodat ik van de landsgebeurtenissen op de hoogte blijf. Mijn nieuwe vriend Fritz Picard heeft met me geruild en is voor eenigen tijd naar Amsterdam verdwenen, waar hij bij Müller Lehning logeerde. Hij schreef me, dat hij verrukt was over Amsterdam. Deze week komt hij hier terug.

De volgende week weer nieuwe berichten, tot zoolang hart. gegroet, het beste met de griep en deszelfs consequenties!

Menno

 

Het bijschrift op Gerda's portret is: ‘Eine Mumie von Gerdel’. Zij is niet geflatteerd op dit kiekje, ziet er in werkelijkheid beter uit.

 

<De Groene heeft eenige koeien van drukfouten in mijn artikel laten staan!>

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie