E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Brussel, [11 februari 1931]
Brussel, Woensdag 11
Beste Menno,
Je zult wel zeggen dat ik een epistolaire razernij heb, en dat is gedeeltelijk ook wel zoo (tenminste soms), maar met jou ben ik ook telkens weer ten achter. - Hierbij dan in de eerste plaats het Costerlijk epistel terug. Je ziet: hij heeft het levensprobleem, het probleem der Weltanschauung grondig overdacht en is tot de éénige synthetische conclusie gekomen: wie niet Godsdienstig is (wat gelijk staat aan ‘dogmaticus’, schijnt hij te willen zeggen) is humanist. Klaar. Laat ons elkaar de hand reiken, wij die geen van beiden in relatie met God zijn kunnen komen, als rechtgeaarde en tòch-christelijk-voelende broeders-humanisten! - Je hebt een proef genomen met Binnendijk, neem er nu een met Coster. Zeg dat jij en ik dus humanisten zijn. Je moet eens opletten wat hij antwoordt! Het is toch een jammerlijke verschijning.
Met je broer zal ik heel graag kennis maken, maar heus, ik kan je nog niet beloven dat het zal zijn op 21 Februari. Maar laat ons zeggen: als het kan, dan kom ik. Ik heb in de eerste plaats geen duiten en vind het vervelend bij mijn moeder daarom te vragen; het gebeurt toch al meer dan genoeg. Ik houd niet van die zure verhalen, die ieder humanist nu krijgt, over de ‘slechte tijden’ (ook pecuniair!) - Iets anders: lees Trotsky's autobiografie; bij momenten prachtig. Ik zal je ook een boek sturen over Lenin, als ik het uit heb. De sociale kant van die kerels interesseert mij maar zoo-zoo, hun middelen van zelfbevestiging zijn mij vreemd, vreemd, vreemd; maar wat een individuen, potverju! Mussolini is naast Lenin toch maar een Napoleon-imitatie van bazaar-marmer.
Grappig dat Binnendijk om jou als kritikus aan te vallen, moest overgaan tot het kleineeren van Carnaval. Maar het is zijn reden van bestaan, zou ik haast zeggen, dat jij ook onoorspronkelijk bent. Ik kom ook op deze kwestie misschien later eens in mijn cahiers terug. Als je niets had laten blijken van je bewondering voor Prometheus, dan had de brave jongen niets gemerkt; nu wéét hij het en schreeuwt: ‘Kijk!’ Maar hij vergist zich toch en zijn logica ten spijt. Oorspronkelijk, in de beteekenis die hij eraan geeft, is n.l. ook Carry niet; en de toon, de stem, zijn bij jou absoluut superieur. Bovendien, is het niet hetzelfde! Ik zal hier niet lang erop ingaan, want het zou grootendeels een herhaling worden van mijn vorigen brief over Prometheus-Carnaval, maar van een vergelijking tusschen jou en Gabriel Smit is geen sprake. Evenzoo zou men dan kunnen zeggen dat b.v. Gide's Nourritures Terrestres niet bestaat, omdat de philosofie daarvan Nietzschiaansch is. Wie zouden er overblijven? Spinoza, Kant en 2 of 3 andere philosofen.
Dank voor de photo's. - Het zou mij amuseeren als het boekje dat je broer toevallig inkeek, Bij Gebrek aan Ernst bleek te zijn; dàn kom ik zeker (verneuk me dus maar gauw!) Enfin, over het komen hoor je nog. - Bouws heeft een nogal intelligente kritiek uit de Times Literary Supplement over Malraux voor je. Tot zoover. Hart. gr. van je
E.
P.S. - Marinetti had ook van die Costerlijke synthesen: n.l. men was of Homeros-discipel of futurist. De literatuur viel door het futurisme in twee!
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag