E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Gistoux, [14 april 1932]
Gistoux, Woensdagavond.
Beste Menno,
Ik zal die ‘aankondiging’ dus schrijven voor het Juni-nr.; - alle tijd! Vestdijk zendt hierbij zijn novelle. Ook voor dat nummer, als het eenigszins kan. Ik sprak zooeven Maurice, in Brussel, die het verhaal van Brulez met 1/4 bekort had; - als je het nog te lang vindt, mag er nog meer uit. Opnemen dus maar, vooral gegeven de schaarste aan verhalend proza. Ook bleek mij dat Maurice niet zoo èrg tegen dat vers van Engelman was.
Ik lees Lawrence en zal spoedig over Lady Chatterley loskomen. Maar voor welk nummer? Het wordt toch allicht 9 à 10 blzn. Vestdijk zal nog veel in zijn Emily schrappen. - Ik gaf je art. in de N.R.C. door aan Greshoff; het is heel aardig, al zeg je wel dikwijls hetzelfde. Dat Juliaantje Forumlezeres was, wist ik al voor ik Holland verliet.
Prettig dat je nog altijd zoo goed met mijn aanstaande, nu ja, verloofde, kunt opschieten. Ach, jullie kennen elkaar ook al lang, hè? Ik ben blij dat onze verloving zoo heelemaal geen wijziging in jullie vriendschap heeft aangebracht, en vertrouw zeker dat ons huwelijk dit ook niet doen zal. Je moet maar eens gauw bij ons komen logeeren.
Iedereen is nu wel ‘ingelicht’. Tot nader. Steeds je
E.
Donderdagmorgen.
Ik moest nog wat wachten op het verhaal en kan nu ook op je brief, die ik vanmorgen kreeg, antwoorden. Vervelend is dat nu, met dat vers van Engelman! Zooals ik je reeds schreef, heb ik hem nu gezegd dat wij, juist dank zij jou, het zouden opnemen. Ik moet hem nu dus schrijven dat het weer niet doorgaat. En heusch, om 2 dingen vind ik het opnemen van dit vers gewenscht: om Engelman als medewerker te behouden en om ons zelf niet vast te leggen aan principes. Zet daarbij dat het vers beslist niet slecht is (ofschoon inderdaad veel minder dan Vera J.) en dat het een beetje als antwoord bedoeld is, volgens hemzelf. (Waarom zouden wij in dit opzicht hoffelijker zijn tegenover Grauls dan tegen Engelman?)
Wat je zegt van die Julia-kant lijkt me onjuist, of, indien juist, van geen belang. In dit opzicht beschouw ik blijkbaar de poésie pure meer als friction dan jij; het kan mij niet schelen wat de diepere beteekenis van een friction is! Het is een poésie pure, aardig genoeg, in geen geval slecht, niet van een epigoon, maar van Engelman. Zouden wij van Van Ostaijen een minder geslaagd gedicht niet opnemen? - Maar enfin, ik heb nooit zooveel argumenten gebruikt voor zooiets doodgewoons als het opnemen van een vers. Ik zou zeggen: bekijk de zaak nog even, en als je zoo tegen blijft, schrijf jij dan even aan Engelman dat je je bedacht hebt (dat je het vers ongezien had goedgekeurd maar bij het zien het moest afkeuren of zoo) en dat het daarom teruggaat.
Hierbij de brief van die twee leuke aestheten terug, waarop ik met geen syllabe kàn antwoorden. Verneuk jij ze maar! Hart. groeten en tot nader maar weer.
Je E.
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag