E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Bellevue, [12 oktober 1932]

Bellevue, Woensdag.

Beste Menno,

Het spijt me dat mijn stukje alweer zoo weinig kijk op de Nederl. psychologie verraadde! Van woedend is toch, geloof ik, geen sprake, en het komt mij al even vanzelfsprekend voor dat ik ook hier een grap (= zijgrap) maakte, als er nu eenmaal besloten werd om de heele troep tegelijk af te doen. Maar jouw wijziging zegt voor mij weer heelemaal niets; liever dan het op die manier te ‘versterken’, schrap ik de heele passage, wat het stuk zelf weer zooveel korter maakt. Alléén de ‘misbakkenheid’ van het onderhavige individu is m.i. hier een argument, omdat er van physieke afstraffingen (en niet van vlammend vitalisme in poëzie of proza) gesproken is; maar natuurlijk, de beschaafde Nederlander zal vinden dat zooiets nooit een argument kan zijn. En ik begin het nu meer dan zat te worden om met het effect op dien beschaafden Nederlander te rekenen; ik kondig je hierbij (voor de zooveelste maal, zal je zeggen, maar soit...) aan, dat dit mijn laatste polemiekje zal zijn; ik krijg er werkelijk telkens weer een beetje minder plezier in. Als Den Doolaard mij niet had aangevallen, zou ik dit stukje ook al niet geschreven hebben. Wil je Bouws vragen het panopticum tegen Colmjon en Verbraeck te laten vervallen; die menschen hebben mij niets gedaan, en voor den beschaafden Nederlander wil ik ze niet uitschelden, die vindt toch dat zij beter zijn dan ik. Ik zou er haast over na gaan denken om voortaan met macchiavellistische kronkelingen stukjes te gaan schrijven waarin ik die beschaafde Nederlander heelemaal op mijn hand zou krijgen, maar mijn literaire verleden zit me dwars, en ook de vrees om, zoo jong al! op Borel te lijken.

Ik heb de Reinald Godius-historie deze laatste dagen (om verder op gang te komen) geheel omgewerkt en belangrijk bekort; wat jij het ‘mémoires’-element noemde, is er nu wel uit, het is nu ook geen ‘kleine roman’ meer, maar gewoon een verhaal. Ik vind het jammer het aan de Vrije Bladen te geven; het zou misschien in 2 keer in Forum kunnen. Maar ik wil er toch eerst met van Wessem over correspondeeren. In ieder geval zal ik het jou zenden om er nu je opinie over te hebben; misschien vind je het nu ook nog knudde; gaat het dan toch naar Van Wessem, dan stuur jij het wel door.

Het begin van het stukje van Donker lijkt me, in deze toon, niet eens zóó onaardig. Maar het zijn maar 10 regels; als het langer duurde zou het misschien heelemaal onleesbaar worden. Afgesproken dus, dat ‘in principe’ Zijlstra drukt en Stols uitgeeft. Als vriend (zooniet als ex-uitgever) kan ik Stols zelfs manen tot medecontributie! Heb ik nog vergeten op iets uit je brieven te antwoorden?

Hartelijke groeten; je

E.

Wat een infame rotzooi was de ingekomen copy, ditmaal! Hoe jij nog vóór dat stupide vulgarisatie-artikeltje van Juffrouw Visser kon zijn, was mij een raadsel. En de rest: Bourbon, Blijstra, Gilbert de Zigeuner, Chassé bij Waterloo, alles al even onbenullig. Ik ben tegen alles.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie