Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Rotterdam, 15 december 1932
R'dam, 15 Dec. '32
Beste Eddy
Je hebt toch mijn beide vorige brieven ontvangen? Ik kreeg nog geen antwoord. - Gisterenavond had het ‘twistgesprek’ met Vic plaats. Stampvolle zaal met Rotterdamsche smoelementen; de menschen puilden eruit. Je vindt hierbij een verslag van de zaak, die me voor de zooveelste maal in mijn individualistische neigingen heeft versterkt. Ik geloof, dat ik, door mijn ‘schildpadsoep’ en mijn gebrek aan eerbied tegenover het Hoogere, voor velen ‘af ben gegaan’; zelfs heeft de schilder Bieling zijn bulkende schildersdomheid met woede over mij losgelaten; ‘de heer ter Braak, die niets ernstig opvat, en om alles lacht, behalve om zichzelf’ etc. etc. Het merkwaardige was, dat Vic zich de gunst van het publiek wist te verzekeren door zich op de juiste momenten achter de Vereeniging voor Wijsbegeerte te retireeren... hetgeen diepe indruk maakte, omdat niemand hem daar kon volgen! Terwijl ik hem met zijn ‘belangeloosheid’ verlakt had, want hij moest alles toegeven, ging hij aan het slot n.b. plotseling declameeren over ‘zijn philosophische levensbeschouwing’, die hij ‘alleen in de Vereen. v. Wijsbeg.’ kon uiteenzetten! Ik kon niet meer antwoorden, maar ik zag hem plotseling zoo duidelijk als nooit te voren als een handig exemplaar van een handig ras, als een venter in betere litteratuur. Overigens was het een vermakelijke avond, en zeer inspiratief voor mijn Zieke. De recordsnelheid, waarmee de debaters uit het publiek zich naar het Hoogere spoedden, documenteerde mijn vermoedens nog eens een keer.
Dinsdag heb ik met Bouws bij Zijlstra over de Forum-campagne onderhandeld. Het prospectus ziet er heel goed uit en zal in 30.000 ex. verspreid worden. Verder zal het nummer, zoolang Dumay verschijnt, 80 pagina's groot zijn, met dien verstande, dat ik voor dat extra-vel van honorarium afzie. We hebben dus evenveel ruimte als anders. Ik heb die Kolibri's van Slau nog niet gelezen, maar het lijkt me een mengsel van infantilisme en seniliteit, bij oppervlakkige beschouwing! Zou hij werkelijk aan het eind zijn? En de versjes van Hendrik de Vries vond ik maar zeer matig aardig; ik ben niet tegen opname, maar ook niet voor; laat Maurice het maar uitmaken.
Verder heb ik nu definitief Coster geregeld. Ik heb Zijlstra opdracht gegeven, mij het boek ultimo Januari ‘op te leveren’. 250 of 300 ex., al naar gelang de kosten van de correctie mee- of tegenvallen, en 10 op holl., die je dan moet signeeren, want daaraan moeten we ‘verdienen’! Ik heb nu: ƒ 50 van mezelf, ƒ 50 van Nijkerk en (n.b.!) ƒ 50 van Bouws, die zich vreeselijk verontschuldigt over de slechte tijden (hij verdient, godbetert, altijd minstens ƒ 500 in de maand! maar ik kon hem niet meer afpersen). Er ontbreken dus nog ƒ 100. Krijg ik ze niet bij elkaar, dan waag ik het toch; allicht haal ik er het bedrag uit.
Ik wacht nu even op de post, om te zien, of er iets van je is. De Liaisons-quaestie moet ook nog even wachten op de school. Ik ben het volkomen met je eens: Mme. de Mertueil is symphatieker dan Valmont; haar ‘biecht’ is trouwens het beste stuk van het boek. Maar in beide zit de kant van ‘nijvere werkzaamheid op erotisch gebied’ (= domheid), het volslagen gemis aan humor voor de ‘industrie van gevoelens’, waarmee zij zich in hun oneindig-rekbare vrije tijd ophouden. (Er schiet me ineens een klein detail te binnen uit de Liaisons, ongewild symbolisch: als Mme de Mertueil door de pokken geschonden is, verdwijnt zij naar... Holland! Waarschijnlijk, om eindelijk in de armen van Dirk Coster verhevener en geestelijker zaligheden deelachtig te kunnen worden?).
Toevallig ben ik juist, in een oogenblik vrije tijd, in je correspondentie gevallen, die werkelijk al een boekdeel beslaat! Het was voor mij nu al boeiender dan een roman. Ontzettend gek, de brieven uit de Gerda-periode! De eerste opmerkingen over een zeker ‘bon genre’, waarover nu al Rotterdammers een officieelen mond opendoen etc. etc.! Ik ben er zeker van, dat ik, twintig jaar later (als ik nog niet dood of verkalkt ben), aan deze brieven een verleden tijd kan laten herleven.
O ja, over het December-nummer nog dit: ik denk er iets beter over dan jij. Vooreerst vind ik Vestdijk uitstekend, en Michel ook beslist heel goed. Ook Greshoff (bij wien ik Zaterdag ga week-enden) bevalt me toch nog juist goed genoeg, om hem weer anders te vinden dan de vorige malen. Maar het Januari-nummer wordt zeker driemaal beter! (van Loo is inderdaad, bij herlezen, niets!).
Ik stuur deze brief maar vast weg. Twistgesprek gaat als drukwerk.
h. gr. voor jullie beiden
je Menno
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag