Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Rotterdam, 16 december 1932
R'dam, 16 Dec. '32
Beste Eddy
Nog een klein vervolg op mijn brief van gisteren. Ik kreeg sedert dien de jouwe met het stuk over Buning en bezocht 's avonds Vestdijk. Heel gezellig, in een stampvol hollandsch burgermilieu. Ik begin hem steeds meer te waardeeren; onder de holl. schrijvers, Buning incluis, is hij één van de weinigen, die ik 100% vind. Hij zat vol plannen, en goede! Ik heb enorm fiducie in hem. Geen schijn van litteratuur-kul om hem heen! Zijn nieuwe novelle, Het Veer, vind ik uitstekend; zij speelt in den tijd van de zwarte Dood. Ook heeft hij zijn Jardins sous la Pluie nog aangevuld met een tuin in den sneeuw, die ik ronduit meesterlijk vind. Ik stel voor, ze beide in het Januari-nummer te zetten. - Vestdijk maakte verder een bepaald normalen indruk, hij was eigenlijk op zijn best. Wat me oprecht pleizier deed. Laat voor mijn part Theun de Vries maar op een ordinaire manier gek worden! Natuurlijk, als er iemand in aanmerking komt als jouw opvolger, is het Vestdijk. Maar slaap over je uittreden nog maar eens. Trouwens, hoe het aan het eind van 1933 zal zijn, weet toch geen sterveling. Misschien walg ik ook van het baantje. Intusschen aanvaard ik, vrijblijvend, het perspectief van een Forum met Vestdijk en mij als redacteuren en jou als voornaamste medewerker; dit laatste conditio sine qua non!
Je stuk over Buning lijkt mij goed, al kan ik dien man zelf via zijn Maria Lecina niet meer luchten. Is er wel een zoo belangrijk verschil tusschen zijn rozen-poëzie en die andere paar dingen, als jij suggereert? Ik betwijfel het, tenzij je alleen ‘in poeticis’ wilt blijven. Voor mij blijft de heer Buning, nadat ik me van het sentiment van zijn In Memoriam en de passagère hartstocht voor zijn hysterische gade heb ontdaan, niet veel meer dan een bijzonder artistiek decorateur, die naar verkiezing rozen maalt, Vondel oplegt of den volkstoon aanstemt. Het komt er eigenlijk op neer, dat ik zelfs voor het beste gedicht weinig meer geef, als het op allerlei andere wijzen door den maker telkens verpest wordt. Had b.v. Vestdijk M. Lecina geschreven, dan zou ik het als een schakel in den keten-Vestdijk lezen, met andere oogen. Iemand, die alleen maar goede gedichten in den Buning-stijl schrijft, blijft voor mij altijd een zeer beperkte waarde. Deze zelfde Buning heeft verleden week 7 regels over het Démasqué geschreven, waarin hij verklaart, geen woorden te kunnen wisselen met iemand, die kwaad van Vondel spreekt. ‘Porqué, Maria?’ Mijn geringe meening over hem berust dus op ‘kif’, dat geef ik aanstonds toe. Hij zal overigens zeker een aardigen kant hebben; maar de gezagvoerder Hedlund is voor mij symbolischer dan alle 100 strophen bij elkaar. - Dit is een zeer persoonlijk bezwaar, verder vind ik je beschouwing best.
Laat vooral v. Kampen buiten de betaling van Coster! Het komt in orde, want ev. leen ik de ƒ 100 van Ant. Het lijkt me niet wenschelijk, om den exploiteerenden uitgever in onze kaarten te laten kijken. Ik zal hem binnenkort opzoeken, om details te bespreken en kan dan wel iets vinden op de betalingscondities; Zijlstra heeft ook geen haast met de afrekening.
Vestdijk heeft al een panopticum over Meyrink (†) geschreven. Eigenlijk meer een klein essay, heel goed. Ik voel er ook veel voor, om hem en Greshoff dit jaar veel in die rubriek te laten schrijven.
Tussen Katrijp en Hargen is goed, maar het staat niet in Erts 2, maar V.Bl. 1927.
hart. gr. voor jullie beiden
je Menno
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag