Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Rotterdam, 31 maart 1933
Rotterdam, 31 Maart '33
Beste Eddy
Het wordt hoog tijd, dat ik je terugschrijf en je ook nog even hartelijk bedank voor de opdrachten in Coster. Het boekje is, alles in alles, toch een aardig document; al geloof ik, na herlezing, nu toch ook, dat het te lang is. De lezer heeft ter hoogte van het Schetsboek geen adem meer voor gematigde aanvallen; hij weet het al, of hij zal het nooit weten. Nu ben ik benieuwd naar de attaques in de pers, die los zullen komen bij de verschijning. - Houd de 5 prachtexemplaren maar tot nader bericht. Maar of de verkoop mee zal vallen? Ik zal Mayer schrijven. Wim moet van ƒ 1500 per jaar leven, dus moet passen, tot zijn spijt. Veel meer dan ƒ 100 zal ik er overigens wel niet bij inschieten, en komt tijd komt raad. Als je meer exemplaren wilt hebben, correspondeer dan met v. Kampen. Maar geef niet te veel presenten ditmaal, om de oplaag zoo mogelijk rendabel te maken.
Ik kwam weer niet tot schrijven, omdat ik nog steeds door mijn vak wordt gehandicapt. Het werkt op mijn zenuwen, en die werken dan terug. Gisteren heb ik een zoon (van een rechter nog wel) der rotterdamsche burgerij een klap om zijn kop gegeven, geheel en al onrechtvaardig, à la Dumay. De jongen deed niets ergerlijks, maar ik kon hem opeens niet zien. Zoo'n toestand is bij het onderwijs bedenkelijk, vooral, omdat de slachtoffers heelemaal niet beseffen, dat er een halve moordenaar voor hen staat te preeken. Mijn boek zit me dwars, en ik kan er toch niet aan werken, zoodat het één het ander nog onaangenamer maakt. Eigenlijk moest ik nu maar vast Paaschvacantie nemen, maar ongelukkigerwijs loopt het dan met de eindexamens weer vast. Het is een beroerd parket, veel rotter dan een niet-onderwijsmensch zich kan indenken. Het is fnuikend voor je heele persoonlijkheid.
Ik heb Marsman's roman nu in zijn geheel gelezen. Het is werkelijk slechter dan ik had vermoed, en ik heb hem dat ook in scherpe bewoordingen geschreven. Het is bepaald slechter dan Vera; alle filmsterrensymboliek en holle redeneeringen zijn hierheen verdwaald, terwijl het poëtische nu langzamerhand keukenmeidensentiment begint te worden. Zoo'n Angèle b.v.... Maar lees jij onbevooroordeeld, omdat ik in zekeren zin partij ben, door Dumay; niet bewust, maar het zou mogelijk zijn, dat ik qualiteiten over het hoofd zag.
Van het stuk over Hitler zal ook wel niets komen, al heb ik materiaal genoeg. Het zou ook geen litteraire verlakkerij geworden zijn, want ik zou er Nietzsche en Houston Chamberlain bij gehaald hebben, en het heele Jodenvraagstuk, dat door Hitler in Mein Kampf op zoo'n demagogisch-meesleepende wijze (meesleepend: voor domme fascisten dan!) wordt behandeld, dat er een heel tegenbetoog in zit. Maar zoolang het ‘What is the point of this teaching of mine and of this learning of theirs’ mij hindert en belemmert in mijn reacties, komt van geen enkel plan iets. Het zou heel aardig zijn, als ik er uit ging; maar practisch zou ik dan ‘armlastig’ worden! Waar liggen andere baantjes? En dan: dit alles kan tijdelijke depressie zijn, of liever tijdelijke verlamming, want daarop lijkt het het meest.
Van Maurice heb ik niets gehoord! Waarom antwoordt hij mij niet? - Van die Varangot kreeg ik naderhand nog een heele brief. Ik ben erg voor hem geporteerd; zijn stuk kan wel wat blijven liggen, maar in principe zou ik het wel willen accepteeren. Het is beslist schrander en niet van de eerste de beste. De auteur handelt nu in lichtprojecties, geloof ik, als reiziger, maar heeft er nog geen enkele kunnen plaatsen!
Spoedig, hoop ik, op een wat vroolijker toon. Veel hartelijks voor jullie beiden van je
Menno
Ik ga vanavond op bezoek bij Huizinga! Hij schreef mij laatst een briefje; om de ‘geschillen’ eens te bespreken.
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag