Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Rotterdam, 11 april 1933
R'dam, 11 April '33
Beste Eddy
Goddank, eindelijk morgen vacantie! Voorlopig wensch ik aan die heele pestatmosfeer van de docentenkamer niet meer te denken; ik schakel het eenvoudig uit tot 24 April. - Kreeg je intusschen mijn brief, met het Hitlerstukje? Ik werkte er nog veel aan om, het loopt nu wat gesmeerder; en inmiddels vond ik nog een voor den antisemiet doodelijk citaat van Nietzsche (sla het even op: Zur Genealogie der Moral, deel V, p. 171!), dat ik verwerkte.
Je argumentatie over Angèle is ook al steekhoudend, maar ik blijf gelooven, dat je onder het lezen onwillekeurig aan den levenden mensch Marsman hebt gedacht, die een goed boek zou kunnen schrijven, als hij die mysterieuze comedie maar kon laten varen. Overigens, ik vergis me natuurlijk ergens, omdat het hier gaat om de botsing van twee standpunten. Ik kan in Marsman's schrijfproducten niet anders dan geestelijke donquichotterie zien; ook in zijn poëzie, maar daar is een donquichote in zekeren zin wenschelijk en geoorloofd! De ‘incantatie’ maakt zelfs een Buning op sommige plaatsen goed; maar eigenlijk blijf ik dat alles toch als arabeske beschouwen.
Ik verdwijn morgen naar Zutfen en Eibergen. Helaas geen geld voor nu Parijs. Maar voor Juli hebben we serieuze plannen! Ik zou nu trouwens ook niet veel waard zijn.
Ant heeft Harris destijds omgaand aan Engelman gezonden. Kun je haar niet Barnabooth zenden? (een heel gewone editie natuurlijk!). Zij zal dat zeker bijzonder apprecieeren; Fermina Marquez vond zij ook erg goed en boeiend.
Alles dus verder naar Eibergen! Vandaar weer meer. hart. gr. voor jullie beiden je
M.
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag