Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Rotterdam, 23 mei 1933

R'dam, 23 Mei '33

Beste Eddy

Ik zond je alvast mijn stuk over Coster. Tenslotte schreef ik het, na me op een bepaald platform van ‘objectiviteit’ te hebben neergezet, toch met het gevoel, dat ik geen verraad pleegde aan de persoonlijke verhouding, die ik tot het boek heb. Of het goed geworden is, weet ik zelf niet, omdat ik het met diplomatieke bij-overwegingen moest schrijven. Ik ben erg benieuwd, je meening te hooren.

La Condition Humaine heb ik juist uit. Ik kan er niet dadelijk over schrijven. Er zijn stukken in, die zoo prachtig zijn, dat ik er absoluut oncritisch tegenoversta, en (gek, misschien) ook eenige, waarbij ik me verveelde. (In het midden; het bezoek van Kyo aan Hankou b.v., dat me alleen maar interesseert, zooals een atlas van China me vroeger interesseerde, om het exotische). De eenigszins stroeve manier, waarop M. het plan de campagne ontvouwt, maakt het voor mij noodzakelijk, het heele boek te herlezen. Dit staat voor me vast; het is een zoo volkomen eerste-rangs-boek, dat je bij een eerste lezing te veel wordt beziggehouden door de voorgrond alleen, en de achtergrond pas langzamerhand voelt aanzwellen. Wat in de Conquérants en La Voie Royale ontbrak, een soort derde dimensie aan de personages, is hier zoo compleet geworden, dat het je even overweldigt. Kyo, Gisors, Clappique, Féral: één van die menschen is op zichzelf al genoeg om je voortdurend geheel in beslag te nemen. De scène met de vogel van Ferral trof mij bijzonder, het voorlaatste deel in de gevangenis is meesterlijk. En Clappique - Maar ik schrijf er voorloopig over als een V.C.S.B.er, d.w.z. ik moet er nog een paar dagen liever mijn mond over houden. Het is overigens op zichzelf al een sensatie van beteekenis, om een boek weer eens zoo met een onvertroebelde ontvankelijkheid te ondergaan. Om er zoo'n handig stukje over te spuien als Berl in Marianne, daarvoor voel ik niets. Heb dus even geduld met mijn reactie. Ik hoop Malraux te kunnen schrijven, maar ik doe dat alleen, wanneer ik mijn relatie tot het boek gevonden heb. Dat ik zijn boek prachtig vind, wil jij hem bij gelegenheid misschien wel vast eens zeggen. Maar juist omdat ik ook allerlei ‘problemen’ voel, die ik nog niet voor elkaar heb, heeft het geen zin nu al te schrijven.

Ook las ik wat in Maulnier's Nietzsche, maar zonder enthousiasme. Ik voel niets voor deze manier van schrijven over een mensch. Het is natuurlijk allemaal helder en knap, en ook verre van banaal; maar hier oordeelt toch weer een traditie over een unieke persoonlijkheid. Al dadelijk de vergelijking met Descartes: ik lust dat niet, het brengt me dadelijk weer in de litteratuur, de ‘genres’. M's boek is, voor de zooveelste maal, en ditmaal superieur, een boek over Nietzsche; het feit alleen, dat iemand zooiets noodig acht, teekent de prestatie. (Ik kreeg van v. Loghem Slaterus ook al een verzoek om ‘een boek over Nietzsche’ te schrijven, maar weigerde natuurlijk. Overigens schijnt men mij als Nietzsche-specialist in het snotje te krijgen, omdat ik een paar maal tegenover of naast Nietzsche ben gaan staan). Er is een volstrekt verschil tusschen boeken als La Condition Humaine en Nietzsche, dat, geloof ik, uitsluitend gezocht moet worden in de noodzakelijkheid, die de auteurs voelen, om hun boek op te zetten. Al had Thierry Maulnier het nog tienmaal beter gedaan, dan was zijn opzet nog verre familie van Emil Ludwig c.s. - Met die opmerking over de ‘gallische geest’ bedoel ik ook allerminst de ééne nationale traditie boven de andere te stellen. Alleen dit: voor mij is die ‘gallische cultuur’ van den heer Th. Maulnier uiterst nuttig, vooral om de eerbied voor de knapheid qua talis te verliezen. Immers, als er in Holland over Nietzsche geschreven kon worden à la Maulnier, zou dat al iets buitengewoons zijn! Eenvoudig, omdat de auteurs hier stom zijn en dus aan het plan-Malraux überhaupt niet toekomen. Daarvoor moet men het plan-Maulnier toch gepasseerd zijn! Je kunt je voorstellen, hoe een Condition Humaine van Theun de Vries er uit zou zien, of een Clappique van den Doolaard!

De politiek hier gaat inderdaad de kant van het fascisme uit. Maar hoe! Het komt neer op een metamorphose van de liberale degelijkheid in degelijkheid met een bruinhemd. Mussert is hier de netste, daar voelt Bouws veel voor. Hij is geen anti-semiet en laatst uit Duitschland gegooid, daarom vooral; maar het anti-semietisme neemt hier ook al flink toe, natuurlijk weer: in het nette. Hitler acht men dan ‘overdreven’, maar hij ‘zegt toch wel rake dingen over de Joden’. Pfui! Ritter heeft het ook al voor de radio over ‘Hitler als litterator’ gehad en hem daarbij zeer bewonderd. Maar mijn stuk over Hitler vinden ze dan ook weer mooi, de half-zachten. Door Pannekoek geïnterviewd, heb ik me o.a. over de half-zachtheid uitgelaten. Het was een heel gezellig avondje; maar ik had het interview voor ¾, inbegrepen de vragen, opgeschreven. Wat er nu uit ’s pannekoeks pen gaat vloeien, zal me benieuwen. Zoo iemand heeft toch ook nog de trots, om er zelf iets bij te maken, denk ik.

Tegenonderzoek neem ik morgen voor Wim mee. Truida zit er met pleizier in te lezen en bedankt je vast hartelijk voor de toezending. Ik was ook nog bij Vestdijk, die zich steeds meer in zijn kluis inkapselt. Zijn roman is af en wordt nu door het gezin overgeschreven. Ik heb nog een ander (m.i. beter en voor Forum belangrijker) fragment meegebracht, dat Bouws je wel zal sturen.

Las je Greshoff's polemiek tegen Borel in Het Vaderland? Het is sympathiek, dat hij, bij zijn positie tegenover die krant, zoo voor den dag komt; reken maar, dat het hem weer wat vijanden bezorgt!

Ik moet weer slapen, vanwege het ‘ambt’ morgen. Dus: tot ziens maar weer! Veel hart. gr. voor jullie beiden en een hand van je

Menno

Truida verzoekt uit het aangrenzend vertrek haar groeten!

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie