E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Parijs, [22 januari 1934]

Parijs, 22 Januari.

Beste Menno,

Je brief over het krantenvak als experiment geeft mij voor de eerste keer het gevoel van een serieuse scheiding tusschen ons. Ook je stuk over Goldoni, met dat ronkende slot over Reinhardt als cultuurdrager, al is het dan de opinie van ‘den vreemde’, al is het de Duitsche cultuur, en al gaat het tegen de nazi's. Hoe meer ik geconfronteerd word met al deze stukken waar M.t.B. onder staat, hoe meer ik voor mijzelf naga hoezeer en hoe goed je al bezig bent jezelf te beduvelen, en in het gareel van de maatschappij te gaan loopen. Er is één ding dat mij interesseert, omdat je mijn vriend bent en blijven zult: hoe dit alles eindigt. Met een complete metamorphose of met een uitbarsting.

Ik heb een dagboek aangelegd met mijn reacties op al dergelijke verschijnselen in dezen zelfden tijd. En ik sta er oneindig beroerder voor dan jij; ik heb zèlfs geen leeraarschap achter mij. Ik begrijp drommels goed dat je het experiment aan wil. De vraag is alleen: wanneer zal je er genoeg van weten om er weer vrijuit en zonder zelfbeduvelarij van te kotsen. In het smoelwerk van De Lang, of van Jessner, of van wie er dan toevallig bij de hand is. - Of... dit gebeurt niet. Er is dan iets anders gebeurd, of je het wilt of niet, of je het weet of niet. Daarnaar ben ik ook curieus, misschien niet zoozeer toch omdat ik je vriend ben... Meer als ‘a student of humanity’; met de ietwat vunzige goochemheid van het soort.

Je speelt ‘les règles du jeu’, bewust dat ze maar ‘les règles du jeu’ zijn. Je bent al zoover, te gelooven dat Nietzsche een idylle beleefde, een onverdiend geluk, misschien bijna een kleineering? als hij ze niet hoefde te spelen. Je kijk is al vervalscht: neem van mij nog aan dat Nietzsche, hoe dan ook, het verdomd zou hebben ze te spelen. - En als Nietzsche's optreden hier je problematisch lijkt, neem dan de domme Multatuli, die toch nog anders dom was dan Anthonie Donker.

Bewaar dezen brief om er later om te kunnen lachen, of erop neer te zien (in dubbelen zin dan misschien) als ‘historisch document’. - Misschien is dit alles pure zwartgalligheid van me, opgekomen uit een beursch gemoed. Misschien ben ik weer een onmogelijk en verwend iemand; Greshoff is zeker heel wat wereldwijzer, volgens een gesprek dat ik met hem over ‘Cor’ in Brussel had, en dat ik ook in mijn ‘dagboek’ heb genoteerd.

Nu maar basta hierover. Ik ben eigenlijk diep onderin woedend, en deze woede is behalve een vriendschapsblijk, erg egoïstisch misschien, en op het gebied van de Politicus geen bliksem waard. De dag dat je me grenzeloos naïef zult vinden - véél naïever dan Hein Pannekoek zelfs! - komt misschien ook nog. Ik schrijf dit zonder bitterheid; ik ben je zelfs een beetje dankbaar voor de zekerheden die jouw voorbeeld mij geeft.

Forum-kwestie is dus in orde. Geen 9 blz. maar 8½, dan klopt alles, inderdaad, behalve het overtollige kwartje. Alleen dit: je bewijst de standing van de firma heelemaal geen dienst door halve blzn. te rekenen; vraag maar aan Bouws. De standing van een zaak heeft nl. ook zijn (haar?) traditie, en de uitbetaling heele blzn. is, geloof ik, voor een groot uitgever (Zijlstra is een groot man, zooals Jessner er een is, en boven Zijlstra en Jessner de totale schavuit Deterding) van een onaantastbare en geijkte waarde als... bewijsmateriaal.

Bep wil hier nog wat onder schrijven. Ik schrijf je spoedig beter - maar een tijdje lang maar niet over de zwendelonderneming (tusschen andere, grootere) die ‘krant’ heet.

Geloof me steeds toch van harte je

Eddy

N.B. Deze brief is volslagen humorloos. (Goddank.)

[E.d.P.-d.R.:] L.M., Ik zie het niet zóó zwaar voor je in als Eddy, omdat ik geloof dat je een minder ‘entier’ temperament hebbende misschien (wat niet hetzelfde is als een minder ‘entier’ karakter), je gemakkelijker kunt splitsen in een oppervlakte en een diepte. Het hollandsche temperament misschien, dat tòch twee rythme's heeft, één voor iedere-dag en een voor het essentieele. Ik bedoel dit niet als hatelijkheid, dus maak niet de associatie met je filosoof-zwager die koekjes snoept. Overigens, dit ter completeering, wil ik niet zeggen dat ik zelf graag in je schoenen zou staan, vanwege het onderteekenen - wat misschien een ijdelheidscomplex is. Maar eigenlijk reserveerde ik P.S.-ruimte om je dit van Gide te vertellen wat ik nogal aardig vind: Hij zei: Tusschen mijn 30e en 35e jaar heb ik ook geloofd dat intelligentie bij intellectueelen en niet-intellectueelen gezocht moest worden, dat wij beperkt waren en naar anderen moesten luisteren. Maar het is niet waar; alleen onder intellectueelen komt de intelligentie voor, heb ik gemerkt nu ik zestig ben.

Dag, veel groeten aan jullie beiden, B.

Ik word kindsch en kan niet meer zonder fouten schrijven.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie