Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 8 juni 1934

den Haag, 8 Juni '34

Beste Eddy

Gisteren Jan Lubbes ontvangen en aanstonds gelezen. Vandaag kwam je aanvullend schrijven (met aardig panopticum, dat ik dadelijk doorzend). Het gekke is, dat ik het met de aanvulling heelemaal oneens ben; want het gedeelte over Kuyle lijkt mij, juist in dezen vorm, opperbest! Terwijl ik daarentegen juist een ander amendement had, en wel dit: laat in Forum weg (en secundair: werk ook in de boekuitgave om) het eerste hoofdstuk van Jan Lubbes. Want voor mijn gevoel was er dadelijk een scheiding aan te wijzen. Het begin boeide mij niet, was een herhaling van dingen, die je al elders gezegd had, bovendien niet erg duidelijk van schriftuur op sommige plaatsen, verwarrend door alle ‘initiaal-menschen’, die je er iets in laat zeggen; een soort auto-budget, dat niet ‘algemeen’ is geworden. Wat je b.v. over de hoogere en lagere polemiek zegt, staat al veel scherper en helderder in vorige artikelen; hier herhaald, maakt het den indruk van een man, die niet van zekere gevoeligheidjes kan afkomen, die duidelijk en pijnlijk herkauwt, wat hem alzoo is gepasseerd. Heusch, voor den lezer t.B. raak je daar niet los van een zekere pietepeuterigheid, die - om je de waarheid te zeggen - mij wat ridicuul aandoet. Je geeft hiermee je tegenstanders een wapen in de hand, dat ze met graagte tegen je zullen uitspelen.

En dat is zeer jammer; wat van II af wordt het onmiddellijk goed en heel goed zelfs, tot het einde toe. Je hoeft om zoo te zeggen, maar enkele regels over Jan Lubbes boven II te schrijven en deze monstruositeit verschijnt beangstigend duidelijk en steeds nijpender in zijn moderne kleedij. Ik zou je dus aanraden, ook voor het boek, de heele I (historie van den essayist, die zijn verloren regels beweent: die toon heeft het werkelijk hier en daar!) kort en goed te schrappen, er ook geen nieuwe bloemlezing van te maken, ook de kul met den sigarenhandelaar volstrekt te supprimeeren en één snijdende alinea over Jan Lubbes aan begin II toevoegen. Dan is het een kapitaal stuk van groote kracht, en wordt de bewijsvoering en het accent niet verzwakt door het gekeutel vooraf. - Voor Forum heeft het nog dit voordeel (maar dat is secundair), dat het er gemakkelijk in één keer in gaat. Maar het zou mij ook voor het boek absoluut enorm veel beter lijken, als je tot een radicale schrapping kon besluiten. En heusch, Kuyle is uitstekend en die prolurk moet hier zeker bij den naam worden genoemd. Ook de ‘tellurische’ krachten worden zeer boeiend behandeld.

Wat nu te doen? Wil ik je het heele ding even terugsturen, òf voor jouw òf voor mijn voorstellen? Ik zou in dezen ook de plicht op mij willen nemen, om te doen wat jij zoo vaak voor mij gedaan hebt: het stuk zuiveren; want ik zie nu eens bij hooge uitzondering precies, wat m.i. weg moet om het geheel zóó voortreffelijk te maken. Schrijf mij dus omgaand over de zaak. Er is groote haast bij, want ik stuur het geheel liever aan Vic, als we het hier definitief over eens zijn geworden. (Vestdijk heeft het gisteren ingekeken en is op die gronden al voor, maar hij heeft voornamelijk in II en III gestudeerd).

Als je Forum krijgt, zul je je ongetwijfeld hevig ergeren (als ik) aan het infame rotstuk van Urb. v.d. Voorde, dat die vervloekte Vlamingen hebben opgenomen. Het is onteerend, onbeschrijflijk beroerd en erger dan Coster, bovendien zoo stinkend banaal, dat je er wee van wordt. Verder heeft mej. van Dijk de stommiteit uitgehaald, in den inhoud mijn naam als schrijver van den brief te vermelden, waardoor eigenlijk de aardigheid er af is; want je hebt groot gelijk, het stuk is te uitvoerig van lullificatie en ik vond het alleen maar best als een mystificeerend grapje. Lees ook op de achterzijde het oordeel over den Politicus van de boekhandelaren; snobisme van het ‘zout der cultuur’; de namen zijn werkelijk dwaas genoeg, ze hebben maar wat uit mijn ‘intelligente voorbeelden’ gegapt en er een zekere Reger(?) bijgezet. Zal wel erg beroerd zijn, net als Conrad Ferd. Meyer, vrees ik.

Gisteren met Klaus en Erika gedineerd, Klaus over Cocteau aangevallen. ‘Aber Cocteau hat doch ein sehr, sehr grosses Talent!’ - Es gibt so viele grosse Talente auf der Welt! ‘Nein, das dürfen Sie nicht sagen, Herr Doktor!’ Verder een geschikte vent, man der nuances. Unendlich begabt vielleicht.

Reageer omgaand! Ik heb mijn bezwaar zoo scherp mogelijk geformuleerd, omdat ik het werkelijk duidelijk zoo en niet anders zie. hart. gr. ook van Ant, voor jullie beiden

je

Menno

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie