Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 29 juni 1934

den Haag, 29 Juni '34

Beste Eddy

Ik voel, dat mijn schrijftemperament momenteel niet in evenredigheid is met het jouwe: er liggen hier 4 brieven van je! Des te meer denk ik over het schrijven en zal er dus langzamerhand practisch ook wel weer toe komen, omdat het denken zich tenslotte toch omzet in woorden en woorden in letters. Tenminste - als de oude causaliteitsleer doorgaat zich te bewaarheden. Mijn melancholie (erfdeel der familie ter Braak) is wel zoowat over, ook dank zij je brief, die me veel goed heeft gedaan; in zulke buien is het vernemen van bepaalde feiten, die je zelf wel weet, toch een opkikkering. - In dit verband nog twee feiten extra: 1o Otten, dien ik laatst sprak, zei mij, dat de Politicus hem ‘geïrriteerd’ had, omdat ik daarin ‘altijd bezig was met subjectieve dingen’, en voorts, dat hij meende in 5 pagina's van zijn Dialogen het heele boek korter en eenvoudiger reeds eerder te hebben geformuleerd; 2o Den Doolaard heeft, volgens mededeeling van Hein, Anton v. Duinkerken wegens prijs-quaesties op De Tijd bezocht en afgeranseld; Jan Lubbes, die in zichzelf verdeeld raakt! Is dit humoristisch of tragisch te nemen?

Ik heb de stukken voor De Sm. M. ontvangen en gelezen. Laat ik alles nu maar naar Querido doorzenden, want het is wel aardig als er ook ongepubliceerde stukken in staan en ik moet erg veel copie verstuwen deze maanden. Als er ruimte over is, dan bij voorkeur toch voor Ons Deel van Europa, dat ik nog wachtende ben. Querido heeft mij op mijn vraag om de garantiecijfers geantwoord, dat v. Nahuys ziek ligt en de becijfering dus nog wel weken kan duren! Het moet dus maar op de bonnefooi, in de hoop, dat hij mij niet wil oplichten. In ieder geval heb ik mij niet gebonden en is hij al aan het zetten... dus mocht hij een onbeschaamd bedrag noemen, dan kan ik altijd nog gaan opspelen.

De stukken zelf zijn me goed bevallen; vooral wat na Jan Lubbes komt (over dien heer Thiebault) is zeer duidelijk en bondig. Het zwakst is (ik schreef het je al) Gevaar der Polemiek; het is voor mijn gevoel de Achilleshiel van het geheel, die ik zelf zeker zou laten vervallen of voor ¾ schrappen. Er wordt te veel in gespeculeerd op de esoterische kennis van onbekende details bij den lezer, de toon is persönlich, allzu persönlich en daardoor wijdloopig, administratief - uitvoerig. Als voorbeeld zou je de historie met den sigarenhandelaar kunnen nemen, die veel pakkender kon verteld worden door ze tot één zin of alinea in te korten. Maar dit betreft alles juist het grensgebied van onzen smaak; alleen tactisch kan mijn argumentatie ‘objectief’ zijn, want ik zweer je, dat Jan Lubbes juist dit stuk gaat uitkauwen als het voorbeeld voor je ‘narcisme’, terwijl hij daardoor gelegenheid krijgt over de rest te zwijgen. Maar aangezien je mijn advies: schrap het heele stuk, want dat komt het boek absoluut ten goede, in den wind zult slaan, zeg ik alleen: het is m.i. het minst geslaagd. Natuurlijk zitten er heel goede fragmenten in, maar het geheel is te veel ‘scherp gebabbel’. Practisch nog dit: mocht Querido een bepaald aantal pag. niet willen overschrijden, dan zou ik toch zeker dit stuk opofferen!

Het stukje over de oude spellers is best, maar zou ik het slot nog niet even wijzigen, nu de 2e kamer de motie Tilanus heeft aangenomen en de heele nieuwe spelling weer van de baan is? Dat lijkt me eigenlijk aardiger. Marchant heeft zelf schuld aan de verwerping van zijn spelling, want hij heeft haar als een idiote, seniele clown staan verdedigen. Ik zat op de tribune naast v. Ginneken (die sterk zweet en een hemelsch jezuïetengezicht heeft, heel dik en paederastisch). Die Marchant is een voltaireaansche dwaas, met veel gezond verstand, maar lang geen ‘honnête homme’, laat staan een calender; als humorist zou hij voldoende krijgen, maar meer ook niet. Met dat al is er weer een geklets over de buigings-n losgekomen, dat ten hemel schreit en bewijst, hoeveel ‘verdrongen complexen’ door de spelling moeten worden geloosd. Ik laat je nog een stuk in Het Vad. over Onze Taaltuin sturen, waaruit je misschien nog wel een fraai slotzinnetje van die heeren kunt lichten.

Hartelijk dank voor de drukwerkjes, die ik spoedig lezen zal. Ik had nog geen tijd, was gisteren in Eibergen voor de begrafenis voor mijn neef den notaris.

Den nieuwen roman van ‘Simon’ heb ik uit. Veel zuiverder geschreven dan Meneer Visser en ietwat verwant aan Fermina Marquez, maar dan Harlingsch. Het boek heeft mij persoonlijk getroffen, omdat het de jeugdliefde teekent met precies dezelfde gevoelsnuances, die ik ook gekend heb. Het is één motief uit den mislukten ‘stapelroman’, maar nu werkelijk, op een enkel fragment na, compleet gelukt. De scène met die meid, die hij ons verleden jaar zond, is b.v. tot één bladzijde samengetrokken en nu heel goed geworden.

Voor Antonini zal ik een Pol. laten sturen aan jou. Ik moet er wel voor betalen, maar op rekening, dus dat hindert niet.

Rudie is ‘afgestudeerd’; of schreef ik dat al? Hij was geweldig blij. Tot nader! Hart. gr. voor jullie beiden, ook van Ant

je

Menno

adaugere = 1o vermeerderen, vergrooten, 2o ten offer brengen. Wat is het?

Ik heb ook de map van Slau losgekregen van Darja, ligt hier dus al.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie