Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Den Haag, 29 augustus 1934
den Haag, 29 Aug. '34
Beste Eddy
Vandaag kwam er, na een ongewoon lange onderbreking van onze correspondentie, eindelijk een welkome brief van je uit Spanje, of Afrika; ik had gisteren juist een brief aan je adres bij Slau opgezonden, die je, hoop ik, al bereikt heeft. Zijn jullie inmiddels weer opgeknapt, na de olijfolie-stoornissen? Dergelijke dingen begeleiden mij op een reis minstens gedurende twee dagen; ook ditmaal. Wij hadden overigens in Hilterfingen geen bijzonder goed weer; een prachtige kamer, met een balcon boven het meer, maakte veel goed, maar het was toch niet je dat. Na Sils-Maria zijn, denk ik, de Zwitsersche schoonheden altijd perse minder. Die verrukkelijke hooge lucht, het schiereiland Chasté: daar woog het Thunermeer niet tegen op. Zoo was het, landschappelijk gesproken, een beetje een provinciale reis; waar natuurlijk ook weer goede kanten aan zijn. Een volgend jaar gaan we zeker of naar Spanje, of naar Italië, of naar IJsland. Als er tenminste eenig geld voor disponibel is. Ik sprak vandaag met het ondier de Lang over mijn vaste aanstelling, die inderdaad komt; maar onze superieur gaf toch het verlangen te kennen, dat ik wat ‘sentimenteeler’ zou schrijven (‘zoo nu en dan eens’!!); er waren volgens hem nog dames, die Borel heftig beweenden. Wat zich hooren laat. Ik zit nu lang op de krant, want Hein is met vacantie; nu knap ik het alledagschwerk op. Je hebt er geen idee van, hoe intens bête dat is! Krantjes lezen, kletspraatjes vertalen, kopjes maken; hoe Hein dat nu al dertig jaar heeft volgehouden, begrijp ik niet, of liever: ik begrijp het wel, maar zou het zelf niet overleven. - Gans heeft totnogtoe twee brieven gepresteerd, waarvan de eerste (over de Duitsche emiganten) al geplaatst is. Die was uitstekend; hij heeft aanmerkelijk aan stylistische vaardigheid gewonnen sedert zijn polemiek met jou in Forum.
Ik heb me door Gans de werken van Marx laten verschaffen en in de vacantie diens voornaamste dingen over het historisch-materialisme gelezen. Verrukt ben ik er niet over. Met al zijn slimheid, scherpte en vuur is Marx m.i. een tweederangsman, wat de theorie betreft; eenzelfde soort geest als Freud. Mutatis mutandis had mijn Nietzsche contra Freud ook N. contra Marx kunnen heeten. Zijn polemiek met Stirner b.v. is vrij faciel, en allerminst overtuigend, nogal plebejisch ook. Hij schijnt aan dezen heer stevig het land te hebben gehad. In het Communistisch Manifest van '47 staat eigenlijk alles, wat Marx te vertellen heeft; in de Deutsche Ideologie is dan nog veel interessants te vinden over de basis van het historisch-materialisme. - Wim, die een avond op zijn bekende manier in Marx ‘snuffelde’, gaf als oordeel: ‘toch wel een echte Jood’; en daar zit iets in.
Verder heb ik de vacantie gebruikt om ‘mijn nieuwe vorm te vinden’. Tweemaal begon ik te schrijven, en tweemaal bevredigde me de vorm niet. De ik-toon heb ik (voor een boek van grooteren omvang) absoluut uitgeput; op het wij-accent terugkomen, ging niet, het klonk als de terugkeer tot een overwonnen stadium. Toen kreeg ik plotseling onder het scheren de juiste vorm voor me: de dialoog. En nu lukte het ineens! De eerste dialoog is af. Als het lukt wat ik me voorstel, schrijf ik een reeks van tien of twaalf dialogen; de twee personages zijn ‘gelijkwaardigen’, die elkaar onophoudelijk aanvullen en tegenspreken. Dat geeft het voordeel, dat een these onmiddellijk kan omslaan in de antithese, zonder dat daardoor iets gewrongens en hakkeligs ontstaat. Nu maar afwachten of het inderdaad lukt. De inzet was in ieder geval voor mijn eigen gevoel soepel en vanzelfsprekend.
Met Marsman heb ik ook weer contact gekregen. Hij zit nu in München en gaat naar Weenen. Hij schrijft mij voortdurend over Nietzsche, schijnt een waar Nietzsche-bad te hebben doorgemaakt. Ik ben nog wat huiverig over de resultaten. Alles moet bij hem altijd programmatisch worden ingedeeld; zoo ook nu weer deze ‘bekeering’ tot ‘den grooten eenzame van Sils-Maria’. Maar ik ben toch zeer benieuwd naar het weerzien. Hij blijft nog een paar maanden uit; Rien komt dezer dagen terug.
Natuurlijk wil ik graag de revisie voor je doen. Krijg ik de boel van Querido toegezonden? Ik zal er dan voor zorgen, dat het omgaand in orde komt.
Ik kreeg eenigen tijd geleden al wat verzen van Slau, waarvoor ik zeer dankbaar ben. Ze komen zoo spoedig mogelijk in druk, als ze gecirculeerd hebben. Stuur vooral nog meer. Groet hem ook hartelijk van mij. En hoe staat het met zijn Leven op Aarde?? Is dat af? Wij moeten daar liefst omgaand zekerheid over hebben, want Zijlstra wil niet te lang wachten met de boekuitgave en op een of andere manier moet het toch in zijn geheel in Forum verschenen zijn! Raadpleeg hem daar eens over.
Het tooneel is goddank nog niet begonnen. Maar ‘Cor’ dreigt met een heel repertoire voor den winter.
Forum Sept. zit ook in elkaar. Er was geen panopticum; ik maakte op het laatst nog iets. Als je paradoxen van moorschen aard hebt, stuur ze me dan vooral.
Vestdijk gisteren ook weergezien. Hij was wit, doet niets dan schrijven. In de vier weken van mijn vacantie heeft hij een groot stuk over Greshoff geschreven, met een zware philosophische inleiding, en wat Greshoff betreft twee uitstekende hoofdstukken. Verder heeft hij een lange novelle over Lodewijk XV geschreven, Parc aux Cerfs. Hij verzocht me jou te vragen, of dit door hem gefabriekte epigram, dat daarin voorkomt, goed Fransch is:
Het gaat over een impotenten minister (is ‘ministre’ wel ‘minister’?), die een kom jus in zijn gezicht gegooid krijgt.
Tot nader! Ik wacht nu maar op een brief van jou. De kaart uit Barcelona was verrukkelijk van kleurenweelde! Groet Bep hartelijk! Ook speciaal beste wensen van Ant, die zich weer met den moed der wanhoop op het huishouden heeft geworpen.
Groet nogmaals Slau, en zelf de hand van je
Menno
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag