Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 21 januari 1935

Den Haag, 21 Jan. '35

Beste Eddy

Hartelijk dank voor je uitvoerige brieven, die ik door de omstandigheden als verkoudheid enz. extra gewaardeerd heb! Er is weer een koliek van drukte op de krant, en ik kan dus zelf niet zoo veel schrijven; maar ik hoop je in ieder geval deze of volgende week te zien. Het is jou zeker niet mogelijk even naar den Haag door te reizen? Met het oog op het ‘seizoen’ kan ik n.l. slecht weg; ik zou, als het jou niet uitkomt om bij ons te logeeren, dan Zondag en Maandag naar Brussel kunnen komen; Maandagavond is er weer een première, maar voor dien tijd kan ik gemakkelijk terug zijn. Over een en ander graag nader rapport. Je weet, dat er bij ons een logeerkamer is. De plakboeken kun je nu in ieder geval ook zelf consulteeren, want in geval b neem ik ze mee naar Brussel.

Het deed me veel pleizier, dat je De Pantserkrant hebt verslonden. Ik heb het idee n.l. in één bevlieging opgeschreven en had er weinig controle op. Overigens zal het me niet verleiden om een Shaw te worden, want ik heb onder het schrijven te veel last gehad van ‘das Zweite’. Het feit was er nu eenmaal, dat het ‘geval’ zich aan mij voordeed in tooneelvorm, en plotseling; ik had ditmaal gewoon het gevoel van Jan Engelman, dat ik maar had te gehoorzamen aan het vaers. En dat maakte mij juist erg wantrouwig tegenover het resultaat. Bovendien hindert het me nu al, dat ik het stuk moet gaan ‘aanbieden’ aan een paar onder-Royaardsen, die er alleen gelegenheid in zien om hun ijdelheid te bevredigen en hun stem uit te zetten. Ik denk er zelfs ernstig over het heelemaal niet aan te bieden en het gewoon als boek uit te geven. Als Cees en Dally dan willen, moeten ze maar komen.

Over je Ducroo ook liefst mondeling. Mijn oordeel is zeer voorloopig geweest, want ik heb inderdaad geen overzicht over het geheel. Natuurlijk ga ook ik uit van den goeden lezer en niet van een of anderen hark van de leesportefeuille, die op breedvoerigheid uit is, maar ik denk, dat wij ietwat verschillend denken over de plaats van het emotioneele in het gesprek. Overigens staat van te voren voor mij al vast, dat, zelfs al werd het boek geen geheel of geen ding zonder barsten, het voor mij als zoodanig, al vijf maal meer waard is dan een geslaagde roman van Bordewijk, zelfs 2 × meer waard dan Ina Damman, een boek waarvan ik toch bepaald véél houd. (Schreef Vestdijk je, dat hij een brief van ‘Mies Avercamp’ had ontvangen, met ingesloten een foto van de drie kinderen van Ina?) Het is een goed idee om Vestdijk, als ‘verwant vakman’, de proeven te laten lezen. Ik houd me dan gerecommandeerd voor de laatste blik.

Ik sprak Müller Lehning hier. Hij was zeer opgetogen over een ontmoeting met jou. Je schreef daarvan niets. Wat was je indruk van dezen zachten Bakoenin?

Mijn goede zwager Bartling dreigt uit zijn betrekking als directeur van de leeszaal te worden ontslagen, omdat hij ...12 jaar geleden een meisje heeft gekust. Het geval is zoo typeerend voor onze ‘volksaard’, en er is een zoo verrukkelijk politierapport over verschenen, dat je me er bepaald aan herinneren moet als ik je zie. Hij typt nu het rapport voor me over; voor een ev. roman. Daar is de V.C.S.B.-conferentie niets bij. Dit strikt geheim alweer, want het rapport is z.g. vertrouwelijk en voor den man zelf is het helaas bittere ernst. Hij heeft geen cent. Overigens wordt de philosoof onder dezen druk revolutionnair en schrijft in den Forum-toon!

Ik zond je al een tweede Forum. - De heele stapel Neue Tagebücher breng ik voor je mee naar Brussel, als je niet hier kunt komen.

Ik maak nu een journaal uit de panoptica en kleine artikelen. Tamelijk veel is er uit, maar alles bij elkaar wordt het toch wel een 80 pagina's, denk ik! Dan heb ik nog een stuk Afscheid van de Filmcritiek, waarin ik allerlei stukken gecombineerd heb uit de laatste filmperiode. Vermoedelijk wordt het nu al zooveel, dat er van oude stukken weinig sprake meer zal zijn. Ik heb nu als titel gekozen Het Tweede Gezicht, dat, zooals je weet, slaat op Een Studie in Schaduw, die ik dan als no. 1 plaats. De titel leek me vooral daarom goed, omdat aan al deze verzamelde essays dit ‘achter den acteursvoorgrond’ gemeen is. (film, psychoanalyse, beschrijvingskunst, etc.). In een voorwoord zal ik dan de dubbelzinnigheid van dien titel nader verklaren.

Wat Antonijn betreft: ik kan hem helaas niet veel garandeeren. Thelen heb ik erin gedrukt, en van Henny Marsman zoo nu en dan iets geplaatst. Een vaste rubriek kan ik niet meer maken, voorloopig, maar als hij zoo nu en dan iets stuurt, zal ik probeeren het er onder motto van actualiteit in te werken. Liefst dan over een onderwerp, waarvan ‘men’ spreekt. (Zijn brieven uit Parijs waren heel goed voor de krant!).

Hierbij de bewonderaarsters en een zeer giftig stukje van Plasschaert, dat schijnt te slaan op mijn interview met Campendonk. Het is zoo vol van venijn, dat het volslagen onduidelijk is geworden.

Ik wacht dus nu op nader bericht over je plannen.

Hart. gr. voor jullie beiden, ook van Ant.

je

Menno.

Komt Bep ook in Brussel?

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie