E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [1 maart 1936]
Parijs, Zondag.
Beste Menno,
Dit is een vervolg op mijn brief van gisteren. Het lijkt mij nu weer onmogelijk om op deze manier door te gaan. Ik zal doorgaan die Grieken te lezen - als balsem! - in mijn vrije oogenblikken. Daarnaast wordt het gewoon tijd om weer wat geld te verdienen.
Dat ik Caffi heb kunnen helpen is mij een groote satisfactie geweest, maar bitter in zooverre dat het mij opeens weer doet beseffen hoezeer ik het eig. niet doen kan (mag).
Ik zal eerstdaags - vanavond of morgen - naar De Grave in Indië schrijven om te vragen of hij wat voor mij gevonden heeft of hij nog aan kansen gelooft, enz. Jij van jouw kant, als je iets ziet, of een plaatsje open kunt maken bij Het Vad., doe het dan ook werkelijk. Ik schrijf tegelijk hiermee aan verschillende menschen om weer van allerlei te probeeren: aan H. Mayer om mij oude javaansche kronieken te bezorgen, die ik misschien bewerken kan voor de N.R.F., aan Querido of hij Le Temps du Mépris niet door mij wil laten vertalen. Ik zal ook onder de naam van Bep een paar boeken bespreken voor de N.R.C. (geheim houden, dit!) - ik moet toch minstens genoeg geld verdienen om zelf het maandgeld aan Simone te kunnen zenden.
Dus werkelijk, als je wat voor me bereiken kunt... Ik ben bereid onmiddellijk naar Holland te komen en het werk op te vatten.
Hartelijk je
E.
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag