Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 2 maart 1936

den Haag, 2 Maart '36

 

Beste Jan

Dank voor de brief over Rolland. Ik zal er zoo spoedig mogelijk mijn commentaar bij schrijven, in den vorm dus van een antwoord. Maar het is jammer, dat een en ander zoo lang moet blijven liggen. Die ‘kroniek voor kunst en kultuur’ lijkt mij niet zeer veel zaaks, maar als laatste mogelijkheid zou het natuurlijk wel te doen zijn. Is het echter niet mogelijk, mijn ‘Gesprek’, dat voor Mei bestemd was, zooals je me schreef, tot Juni te laten liggen en door deze twee brieven te vervangen? Het ‘Gesprek’ is in het geheel niet actueel, dit wel. Dat lijkt mij, eerlijk gezegd, veel beter dan die ‘Kroniek’, die door echte Kring-artiesten wordt verzorgd en waarin deze discussie zeker een raar figuur zal slaan. (Bovendien lijkt het me zeer de vraag, of het blad doorgezet zal kunnen worden).

Het geval Ritter is niet zonder vermakelijke kanten. Maar wat wil de man nu eigenlijk? Laat hij, als hij wat anders is dan ik denk en als hij er prijs op stelt iets anders te zijn dan handelsreiziger in letterkunde, bewijzen wat hij dan wel is! Ik voor mij houd hem, ondanks zijn pathetiek, voor den Grooten Emmerdeur, die het talent, waarover hij beschikte, verprutst heeft om een rol te kunnen spelen. Het verhaal, dat hij het geld zoo noodig heeft, kunnen ze me sparen; ik zou hem onmiddellijk op jou kunnen wijzen. Men kan een behoorlijk mensch blijven, ook in de journalistiek. Er moet hier wel degelijk een daemon aan het werk zijn, die er zijn lust vindt, het middelmatige als het eenig-houdbare voor te dragen. Deze Ritter is een vervalscher der waarden, en dat zal ik volhouden tot hij mij het tegendeel bewijst. Overigens ben ik juist van plan a.s. Zondag zijn ‘Kaïn en Abel’ te bespreken. Ik zal hem dan zooveel mogelijk gerechtigheid trachten te doen. Die twee jonge letterkundigen zijn Johan v.d. Woude en Max Teipe; zij hebben mij n.l., heel onschuldig, gevraagd, of ik binnenkort nog een boek uitgaf, want zij wilden ‘iets over mij schrijven’ in een no. van de V.Bl.

Ik schrijf verder steeds maar aan mijn dialoog, hoop, dat het goed wordt, maar moet soms met de materie worstelen (dit vooral niet athletisch te interpreteeren). Van Eddy weinig bericht. Hij lijkt mij in een impasse, maar je weet het bij hem nooit precies, omdat hij een dag later soms al weer een ander aspect vertoont. Hij zoekt nu weer een baantje, maar ik zie hem nog niet op de kruk zitten. Zou jij hem b.v. in staat achten om het werk van Oosterbeek te doen? (Niet een week, maar jaren). Enfin, ik kijk weer uit.

Met genoegen hoor ik, dat Victor misschien dank zij jouw bemoeiingen in de K.v.K. zal worden geloodst. Heb je met hem nog gesproken over dien beroemden brief van ½ kantje, die hem den laatsten adem schijnt te hebben gekost? Hij schijnt deze treurige wauwelpraat als zijn definitieve antwoord te beschouwen. Dat hij voor het schrijfsel niet eenige gêne voelt, bevestigt mij in de langzamerhand geheid slechte opvatting, die ik van hem heb. Ik zou wel eens willen weten, of jij hem over deze quaestie hebt aangesproken. Een beetje al te groote duidelijkheid over wat scherp is en wat ploertig, kan voor den jongeman geen kwaad, dunkt me. Wat moet hij, eenmaal klerk bij de K.v.K., wel denken van onze ‘laffe geldzucht’ bij de nationaal-liberale pers! Voor dien tijd zal hij heusch zijn principes even moeten herzien...

 

Wij hadden haast al een plan gemaakt om in Brussel te komen week-einden, maar Zaterdag gaat Napoleon Unique (of eunuque?). Dus moet ‘Cor’ voorgaan.

heel veel hart. gr. ook voor A. en van A.

je M.

 

Zeg eens aan v. Randwijk, dat zijn activiteit hier zeer geapprecieerd wordt. Die interviews waren toch van hem?

Van het antwoord der Ned. universiteiten heb ik nog niets te weten kunnen komen... maar ook van een weigering heb ik niets gehoord!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie