E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Tjitjoeroeg, 10 december 1936
Tjitjoeroeg, 10 December 1936
Beste Menno,
Dit is mijn eerste antwoord op je eerste brief hierheen. Dat ik niet eerder schreef, kwam door onze omzwervingen en daarna door onze installatie hier; maar van Jan Gr. hoorde (las) je wrschl. al het een-en-ander. Dat huisje van Tissing viel bij nader inzien nl. heelemaal niet mee; de tuin was maar heel klein en het huis lag in de kampoeng, verder moest alles van voêr en genotmiddelen uit Bandoeng worden gehaald, wat vrij gecompliceerd en duur was. En tenslotte, geen dokter in de buurt en bezoeken van fl. 150. àls er eens ooit één naar ons toe moest! Terwijl wij dus al erg ‘wikkende’ waren erover, kwam ik hier in Tjitjoeroeg bij mijn ouden oom en tante Crone die ons hun vroegere huis aanboden, - voor niets; maar wij geven hun dan wat het andere ons zou hebben gekost, d.i. fl. 25 's maands. Daarvoor zitten we nu in een ouderwetsche ruime planterswoning: voorgalerij, ruime eetkamer, ruime aanrechtkamer + vier goede kamers, alles compleet gemeubeld, zoodat ik zelfs geen boekenkast meer heb hoeven te koopen. Wij hebben 3 bedienden, groote tuin, en de prachtigste tropische omgeving die je je denken kan. Ik geef er maar geen beschrijvingen van, want dat zou al mijn postpapier voor de lucht in beslag nemen; kortom, 's morgens, en 's middags tusschen 5 en 7 is het hier verrukkelijk. 's Middags warm, hoewel lang niet zoo als in Batavia; en goddank ook lang niet zoo vochtig als in Bandoeng, ook dat is een voordeel. Bep moet nog heelemaal acclimatiseeren en ik eig. ook, hoewel ik de nadeelen toch beter verdraag dan zij. 's Nachts is het hier somber, en zelfs een beetje luguber voor 2 menschen alleen; de bedienden zijn dan weg en het huis klinkt dan hol en de planken vloer kraakt. Maar als er niet bij ons ingebroken wordt - zooals je misschien weet is dat tegenwoordig een veel meer voorkomend verschijnsel dan vroeger - zullen we het hier best bolwerken, aangenomen altijd dat ik tot werken kom.
De N.S.B. tiert in Indië welig, vooral de planters hier in de Preanger, in Soekaboemi bv., vinden deze beweging prachtig en blaken van enthousiasme. Ik heb den eenen N.S.B.-er na den anderen ontmoet; over het algemeen lang geen ongeschikte kerels, die alleen maar ernaar snakken, dat er iets gedààn wordt: 1o om uit de werkloosheid te komen, de crisis in den handel, de steeds zwaardere belasting en de kortingen op salarissen, etc. Als er economisch maar wat bereikt wordt! Van procédés als in Duitschland weten ze hier niet veel; wrschl. kan het ze ook niet schelen (‘geest’ en ‘kunst’ zijn hier totaal onbekende spoken); als ze over Duitschland praten is het om elkaar op te kikkeren met ‘wat daar toch maar al bereikt is’. En verder hier, nog véél meer wschl. dan in Holland, de doodsstuipen voor alles wat zweemt naar het ‘Roode Beest’. Ik kan niet anders zeggen dan dat de N.S.B.-propaganda al deze gevoelens heel handig weet te bewerken. Ik zal wschl. lid worden van het I.E.V. (Indo-Europeesch Verbond), al was het alleen maar omdat dat tegen de N.S.B. concurreert en althans de indo's vereenigt - hoewel daarvan ook al hoopen naar de N.S.B. zijn overgeloopen met de klacht dat het I.E.V. nu al 16 jaar bestaat, en niets ‘bereikt’ heeft en niets heeft ‘gedaan’.
Gelijk hiermee zend ik je een indisch pendant van het interview in Het Vad., maar ditmaal echt opgesteld door iemand van het vak, een nogal geschikte kerel, ex-zeeofficier, gematigd N.S.B.-er alweer (!), die het geheel uit zijn geheugen heeft opgeschreven, zonder één aanteekening te hebben gemaakt. Als je dat bedenkt is het werkelijk nog heel aardig geworden; vooral omdat we meer dan een uur hebben gepraat, zoodat het onmogelijk was alles op te teekenen. Mijn gekanker tegen de N.S.B. heeft hij weggelaten, dat ik over Marx sprekend gezegd heb dat hij ‘natuurlijk een formidabele geest’ was, ook. Maar het portret is merkwaardig: wat een mussertiaansche kikkerbek! Als je zooiets van jezelf ziet, leer je de menschen begrijpen die de pest aan je hebben, dat is altijd dat.
Stuur vooral trouw de stukken die je schrijft; naar dit nieuwe adres nu; gewoon: Pasir Djeding, Tjitjoeroeg. Je weet niet hoè prettig het voor ons is om die dingen hier te lezen. Het stuk over Verwey, over Van Schendel was uitstekend - Verwey vooral sympathiek; het stuk over mij viel mij niet mee, omdat ik meer van jou had willen hooren en voortdurend op citaten van mezelf werd vergast. - Verder waren wij tot tranen toe bewogen door de boterletter die wij met St. Niklaas van jullie kregen, nog wel op den dag dat wij uit Bandoeng weggingen om ons hierheen te begeven; Bep omhelst Ant uitzonderlijk daarvoor, want dit is natuurlijk voor 99% Ant!
Over je boek schrijf ik nu niet, altijd weer met het oog op de ruimte; het spreekt vanzelf dat wij zéér verlangen het te lezen. Daarna dan een speciale brief erover - als ik dan niet al te veel ben ingezand. Zend mij het interview van Montherlant door Gino! Zorg ervoor, via Jan aan Arthur, dat ik een ex. Rijke Man krijg. Vraag aan Van Wessem of hij mij wat exx. Graffiti sturen kan; ik zag nog niets, kreeg daarentegen wèl een postwissel groot fl. 25 van Rozebeek uit Hilversum, hoogstwschl. hièrvoor. - Spanje kunnen we hier vrij behoorlijk volgen in de krant. Alles is veranderd sinds ons vertrek, want toen dacht men dat Madrid het geen week meer houden zou, en nu, 1½ maand later, vechten ze er nòg om.
Bep schrijft nog wat op de andere kant, al is er niet veel plaats meer. Ik zal je af en toe een gewone brief zenden, voor de dingen die geen haast hebben. Hier hartelijk afscheid nu, geloof me steeds je
E.
[E.d.P.-d.R.:] Ik wil hier alleen uitweiden over de boterletter, die ons bereikte op de minuut dat we Bandoeng verlieten, en ons eerste voedsel was in Tjitjoeroeg. Ik wist dat zooiets kon met bloemen, maar niet met boterletters. En geloof me, zulke verrassingen brengen hier, vergeleken met soortgelijke situaties in Europa, aardschokken in het gemoed teweeg. Wij betreuren dagelijks dat we dit charmante huis nu juist bewonen zoover van iedereen die we te logeeren zouden willen hebben, en zeggen geregeld bij het theedrinken in de tuin: 'als Menno en Ant nu eens uit de logeerkamer stapten...' Zoodra ik me physiek beter voel, schrijf ik ook eens een brief; momenteel vertoon ik de verschijnselen van ruggemergstering. Kassian! Alain is best en heerrijderachtig. Dag! Bep
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag