Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Den Haag, 9 april 1937

Den Haag, 9 April '37

Beste Eddy

Zoojuist je brief over de quaestie Multatuli. Het doet me pleizier, dat je het voorstel van Gans zoo enthousiast begroet; eerlijk gezegd, ik had dat ook verwacht, en het Gans voorspeld. Ik geef nu de zaak verder door aan Gans (zijn privéadres is, voor alle eventualiteiten, Roerstraat 67 huis, Amsterdam); je kunt dus afwachten, tot hij je nader schrijft, tenzij je er de voorkeur aan geeft, dadelijk al contact met hem te zoeken. Ik hoop ook van harte, dat het plan doorgaat, maar heb den stelligen indruk, dat het Gans ernst was er aan te beginnen en dat hij alleen maar naar den geschikten man zocht. Dit werk is precies wat jij uitstekend zult doen. Over de details moet je je verder met hem verstaan. Zulk een editie is natuurlijk iets, dat zeer precies wordt berekend, ook wat den omvang betreft. Maar in ieder geval wil hij de complete werken geven, en de Ideën naar de onderwerpen gerangschikt, wat mij ook een zeer groot voordeel voor den lezer lijkt. - De inleiding zal hoogstwaarschijnlijk niet al te veel plaats kunnen beslaan. Gans wil graag, dat ik (en niet Stuiveling) die inleiding maak, maar ik aarzel nog, hoe graag ik ook (al was het louter om de symboliek) ja zou zeggen voor de definitieve Multatuli-editie van ons beiden. Maar vooreerst heb ik niet, zooals jij, mijn geheelen tijd disponibel, en vervolgens zou dit stuk voor alles ook historisch-documentair moeten zijn. Het essay van 2 vel, dat dezer dagen in de Vrije Bladen verschijnt (15 April), is hoogstens als basis daarvoor te gebruiken, want het is alleen een zuiver persoonlijke waardebepaling van Multatuli voor mij; daarom ook anders van toon dan die inleiding zou vergen. Maar toch schrijf ik nu aan Gans, dat ik het aanbod in beraad houd. Deze gelegenheid komt nooit weer terug, en aan mijn roman begin ik toch het eerste halfjaar nog niet. Bovendien is Stuiveling, met al zijn qualiteiten als literatuur-historicus, verre van een Multatuliaan, getuige zijn boekje over Tachtig. En een ander die in aanmerking zou kunnen komen, weet ik niet. Jij?

Je zult mijn copie van den brief van 1856 inmiddels ontvangen hebben. Ik zond die aangeteekend. Schrijf mij er vooral uitvoerig over, want het geval interesseert mij erg, ook al, omdat er in dit manuscript een duidelijke lacune was. Heeft de copiïst die ook in zijn tekst? Je kunt in ieder geval, om als ‘uitgever’ gedekt te zijn, in je boek vermelden, dat je den brief volgens mijn afschrift geeft. Dat Multatuli-museum wordt beheerd door een heel geschikt man, die echter over geld noch tijd beschikt om den boel behoorlijk in orde te houden. - Van mijn Multatuli-essay wordt een kleine genummerde oplaag extra gemaakt, waarvan ik je dadelijk na verschijnen een exemplaar zal toezenden. Ik heb nu (hoewel ik de tekst van De Kock ken), toch vastgehouden aan Dominicus, alias den anonymus in de N.R.C., omdat zijn stuk het meest recente is, en als zoodanig de meeste bewijskracht heeft voor de situatie nu. En lief vond ik deze kletspraat nu ook niet bepaald; eerder ontzaglijk stom en verwaand, qua talis zeer karakteristiek voor zekere hollandsche mentaliteit.

Ik heb expres met antwoorden gewacht, tot ik je reactie op het Multatuli-voorstel had, want ik was langzamerhand ietwat de kluts kwijt wat betreft je situatie in Indië. De eene keer schrijf je ‘himmelhoch jauchzend’, een paar dagen later ‘zum Tode betrübt’; het is lastig daarop te reageeren, wanneer je weet, dat er een ruimte van een week tusschen verzenden en ontvangen is. De bewerking van deze editie zou je in ieder geval voor een heelen tijd de noodige rust kunnen geven, dunkt me.

Over het Scheepsjournaal nu maar niet meer. Herlees het en zie dan nog eens, wat je van onze critiek kunt accepteeren. Ik heb den indruk, dat je niet geheel vrij was van onbillijke verbittering jegens Jan, toen je op zijn critiek reageerde. Dat hij zelf van tijd tot tijd ‘herkauwt’, is toch geen reden om aan te nemen, dat jij het, in andere dimensies, bij deze gelegenheid niet zou hebben gedaan! Maar Schwamm drüber. Ik heb het manuscript aan Marsman gegeven, die nu in Zwitserland zit, en zal hem schrijven, omgaand voor aangeteekende terugzending zorg te dragen. - Ook je houding tegenover Saks lijkt me overdreven. De man heeft inderdaad eenige zeer vervelende, maar m.i. zeer fatsoenlijke stukken over de Lebak-zaak geschreven, die verre beneden zijn vroegere geschriften blijven wat toon en argumentatie betreft, maar die ik absoluut niet verachtelijk of zelfs maar bekrompen vind. Ik geloof niet, dat hij het boek over Multatuli zal schrijven (zeker niet!), maar zijn soort van nuchterheid en ‘objectiviteit’ vind ik niet onaangenaam, in dit verband.

Ik las dezer dagen met stijgende verrukking Questions van Ramuz, een auteur van wien ik weinig kende, en wat ik kende vond ik matig. Dit boekje (in de serie les Ecrits verschenen) is als geknipt voor ook jou om zijn heerlijken onafhankelijken toon en zijn onbetwistbare intelligentie. Ik stel het boven La jeunesse d'un Clerc, vooral om den man die erachter zit en dien ik in hoogen mate symphatiek vind. - Ken je verder de opera ( = werken, geen Tannhäuser) van Alexander Cohen? Ik las toevallig een boek van dien 73-jarigen grijsaard, dat me best beviel, al is er een kant van ‘lawaai’ in, die ik minder goûteer. Je zult mijn artikel in Het Vad. over hem nu wel ontvangen en gelezen hebben. Hij is nu dolblij, zooals ik uit een briefje van hem merk, dat eindelijk eens iemand op ‘onhollandsche’ wijze over hem geschreven heeft. Hij is overigens sterk verfranscht, leeft in Toulon. (Mijn Zondagsartikelen bereiken je toch geregeld?)

Ik heb verduiveld veel pleizier gehad over dat stuk van den heer in het Nieuws van den Dag. De wijze, waarop deze man zich Huizinga heeft eigengemaakt, is exemplarisch, want ik kreeg een ongeveer gelijkluidend schrijven van een soortgelijk persoon, die tevens zijn abonnement beeindigde. Deze lieden schijnen idealistische zelfverneukerij voor het hoogste te houden, dat er bestaat, en ‘realisme’ stellen zij platweg gelijk met fascistische ploertigheid. Ik hoop, dat mijn boek aan die stompzinnige legende nu eindelijk eens een eind zal maken, al betwijfel ik het, omdat het vooroordeel hier een heel ‘geestesleven’ in stand houdt.

Wij bevinden ons hier verder best, al is het gedreun van de Spaansche quaestie een voortdurende onrust, en het geschreeuw van Degrelle en Mussert nu weer zeer actueel. Overmorgen valt de slag in Brussel, die ook voor de verkiezingen hier op 26 Mei van het grootste belang is. Een goede mop: het meer dan levensgroote foetensmoel van Mussert is hier op alle reclamezuilen aangeplakt met het onderschrift: ‘Zonder dezen man heeft Nederland geen toekomst meer.’ Een dag later was overal de z van ‘zonder’ met wit overplakt! Tableau. Maar helaas hebben deze ressentimentsgieren geen gevoel voor humor...

Ant heeft hier een tuin aangelegd, die er wezen mag. Mijn kamer is nog steeds lawaai-vrij, zoodat ik het beste hoop voor de toekomst.

Tot spoedig nader. Ik schrijf dus vandaag nog aan Gans en zal hem zeggen, dat jij op bericht van hem rekent.

Veel hartelijks 2 × 2 en de hand van

je

Menno

Het adres van Marsman is: Reichensteiner str. 1, Arlesheim bei Basel (Schweiz)

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie